© Fotograaf: Andres
Dit najaar keerden de rotganzen pas laat terug uit Siberië, waar ze broeden. En volgens ganzenonderzoeker Bart Ebbinge is dat meestal een goed teken. Want als de ganzen laat terug zijn in Nederland, hebben ze meestal veel jongen. Dat zit zo: in jaren waarin nauwelijks jongen groot worden, komen ze altijd vroeg terug, omdat ze niet hoeven te wachten tot hun nakomelingen ook goed kunnen vliegen. Of ze veel of weinig jongen krijgen op de toendra van Siberië, hangt weer af van het aantal lemmingen. Want als het een goed lemmingenjaar is, hebben de sneeuwuilen daar genoeg te eten om tot broeden te komen. Gevolg daarvan is dat de sneeuwuilen hun territorium zó goed verdedigen, dat de poolvossen uit de buurt blijven. En daar profiteren de rotganzen dan weer van.
De rotgans dankt zijn naam niet aan het feit dat ze niet gewenst zijn maar aan het geluid dat ie maakt: een soort ‘rrrot rrrot'. Na het broedseizoen komen ze onze kant op en overwinteren ze in het Waddengebied en de Zeeuwse Delta. Sommige trekken door naar Engeland. Nederland is een belangrijk land voor de rotgans: het overgrote deel van de populatie overwintert hier. Eind mei/begin juni vertrekken ze weer naar hun broedgebieden in Midden- en Noord-Siberië.
In de tijd dat Bart Ebbinge onderzoek deed op het Siberische schiereiland Taimyr naar het broedsucces van ganzen, was er eens in de drie jaar een piek in het aantal lemmingen en dus ook in het aantal jonge rotganzen. Maar sinds de eeuwwisseling lijkt de cyclus een beetje van slag. De piekjaren vlakten wat af en kwam minder vaak voor, dus ook het aantal rotganzen nam daarmee langzaam af. Het laatste topjaar voor de rotgans was in 2005, ook een piekjaar voor lemmingen. Daarna waren alleen 2011 en 2014 redelijk goede broedjaren. En nu lijkt het er dus op dat 2019 wel weer goed uitpakt voor de rotganzen.
Maandag, woensdag en vrijdag versturen wij je alle informatie uit de radio en tv-uitzending en het laatste internetnieuws.