Binnenkort is het zover: dan gaan de sluizen in het Haringvliet op een kier en kunnen trekvissen als zalm en steur weer naar binnen. De afdamming van het Haringvliet had niet alleen gevolgen voor de trekvissen, ook kust- en weidevogels zagen hun leefgebied verdwijnen. Vogelaar Gerard Ouweneel heeft het allemaal meegemaakt.
Deltaportretten
Het radioportret van Gerard Ouweneel is de derde in een reeks 'Deltaportretten' n.a.v. het openzetten van de sluizen in het Haringvliet. Zeven portretten worden de komende maanden uitgezonden van mensen die op één of andere manier betrokken zijn bij de natuur en het landschap in de Zeeuwse/Zuid Hollandse delta. Wat hebben de dammen en dijken van deltawerken teweeggebracht in deze gebieden? Behalve de Biesbosch worden het Haringvliet, de Grevelingen, de Oosterschelde en de Westerschelde bezocht door de geïnterviewden.
Gerard Ouweneel
komt al sinds 1955 op de Korendijske Slikken in de Hoekse Waard om naar vogels te kijken. Tot 1970 hoorde je daar volop grutto’s, wulpen, kieviten en meer naar het westen kemphanen, tureluurs, leeuweriken, slobeenden, krakeenden, gele kwikstaarten, de zomertaling.
Gerard heeft alle veranderingen sinds de afsluiting van het Haringvliet meegemaakt. “Vóór de afsluiting waren deze graslanden hoogtevluchtplaats voor kuststeltlopers, bonte strandlopers, rosse grutto’s, zilverplevieren, die foerageerden met laag water op de platen. Dit was een kolossaal gebied met zout riet van meters hoog".
In de jaren zestig deed Gerard veel ganzenonderzoek in dit gebied. Nederland ging zich afvragen of er wel genoeg ruimte was voor de 150.000 ganzen die hier overwinterden. Hij deed dat samen met de bekende vogelaar Tom Lebret, die hier al in de jaren dertig kwam. De eerste documentatie over vogels van de Korendijkse Slikken is van zijn hand. In een brief van 5 april 1939 schrijft hij over “driehonderd grauwe ganzen, waanzinnig veel wulpen, veel tureluurs, goudplevieren, bonte strandlopers, een zwarte ruiter, smienten, wilde eenden, pijlstaarten en wintertalingen. Er stonden verschillende schiethutten, maar we konden geen inboorlingen (!) vinden om te vragen wie de jachtgerechtigde was”. De Hoekse Waard was een gesloten agrarische gemeenschap waar ze kennelijk niet zaten te wachten op pottenkijkers met lastige vragen.
Haringvliet
De afsluiting van het Haringvliet in 1970 had dramatische gevolgen. Van twee meter viel het getij terug naar zo’n dertig centimeter en dat haalde alle dynamiek uit het gebied. Het riet verdween en het gebied verruigde met wilgenroosjes, guldenroede en brandnetels. Veel vogels verdwenen: baardmannetjes, waterrallen, velduil, grote karekiet, zwarte ruiters, wulpen. Inmiddels is het aantal planten en vogelsoorten weer toegenomen, maar een brakwatergetijdengebied als type ecosysteem is erg zeldzaam en dat is verdwenen.
Begin jaren 90 ontstond het Kierbnesluit.: aanvankelijk leek de variant getemd getij (sluizen staan groot van de tijd voor een derde open) de beste optie, maar die is er niet gekomen, vooral vanwege oppositie vanuit de landbouw. Uiteindelijk werd er voor de variant sluizen op een kier gekozen, zodat zout water niet teveel naar binnen komt, maar ook daar is het nog niet van gekomen. Rijkswaterstaat verwacht dat de sluizen in november voor het eerst op een kier gezet zullen worden: pas dan zal er voor het eerst zout zeewater naar binnen komen.
Naast de radioportretten in Vroege Vogels zullen de portretten in geschreven vorm verschijnen in een publicatie van het Wereld Natuur Fonds. Naar verwachting zal dat in december uitkomen.