Minister Ingrid van Engelshoven van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap wil zo snel mogelijk stoppen met proeven op apen, zonder dat dit gevolgen heeft voor de bestrijding van levensbedreigende ziekten en uitbraken van infectieziekten die de volksgezondheid bedreigen. Een gesprek met Frans Stafleu, docent aan het Ethiek Instituut van de Universiteit Utrecht:
Starten met geboortebeperking
Als eerste stap wil de minister het aantal proeven met 40 procent verminderen. Het Biomedical Primate Research Centre (BPRC) in Rijswijk - dat zo'n 1500 apen huisvest - moet ook direct starten met het verkleinen van de apenkolonie door geboortebeperking.
Bijna alle 1.500 Nederlandse proefapen leven in het Biomedical Primate Research Centre (BPRC) in Rijswijk. Ieder jaar worden daarvan zo’n 200 tot 250 apen als proefdier gebruikt. Het Rathenau Instituut onderzocht voor de vorige minister al hoe het gebruik van apen kon worden afgebouwd.
Alternatieven
Wat zijn de alternatieven en zijn het ook daadwerkelijk alternatieven voor onderzoek met apen? Hierbij wordt gewerkt aan de hand van de 3Vs
· Vervanging: een proef (gedeeltelijk) uitvoeren zonder proefdieren
· Vermindering: een proef uitvoeren met minder proefdieren
· Verfijning: een proef zodanig opzetten dat de proefdieren zo min mogelijk last ondervinden.
Blind werken
Frans Stafleu is docent aan het Ethiek Instituut van de Universiteit Utrecht.
In de praktijk ziet hij verschillende manieren om de vertaalbaarheid van dierproeven te verbeteren. Ten eerste moeten de opzet en uitvoering van dierproeven optimaal zijn. Hierbij is het belangrijk om eerst alle beschikbare relevante informatie boven water te krijgen. Dat kan met een bijzondere vorm van literatuurstudie, een zogenaamde systematic review. Zo'n aanpak kost veel tijd en tijd is schaars in een competitief veld als het medisch onderzoek. Daarom gebeurt het te weinig.
Ook in de uitvoering is winst te behalen door bijvoorbeeld 'blind' te werken. 'Blind werken' betekent dat de onderzoeker bij het meten van de verschijnselen niet weet welk dier de behandeling heeft gehad en welk dier, ter controle, de behandeling níet heeft ondergaan. Dit zorgt ervoor dat de verwachtingen van de onderzoeker geen invloed kunnen hebben op de resultaten. Het blijkt dat als je niet blind werkt de resultaten er vaak tientallen procenten naast zitten. Veel dierproeven worden nog niet blind uitgevoerd.