Elke vogel die regelmatig grote afstanden moet afleggen, heeft zo zijn eigen manier om dit snel en efficiënt te doen. De techniek die ze gebruiken, hangt af van verschillende factoren zoals hun grootte, gewicht en de vorm van de vleugels.
Actief
Zo heb je actief vliegende vogels die continu met hun vleugels slaan. Grutto’s, zwaluwen en veel soorten eenden gebruiken deze methode. Door hun lange, puntige vleugels ervaren ze weinig luchtweerstand en kunnen ze een flinke snelheid halen.
Golvend vliegen
Kepen en vinken hebben juist relatief korte vleugels. Zij hebben daarom hun eigen techniek en maken een golvende vlucht. Ze flappen met hun vleugels in het dal van de golf om snelheid te maken. Dan schieten ze met ingetrokken vleugels omhoog. Vogels een theorie zou deze manier van vliegen
aerodynamischer
zijn dan continu flappen.
Groep
Daarnaast heb je groepsvliegers. Dit zijn bijvoorbeeld kraanvogels, ganzen, zwanen en lepelaars. Door in formatie te vliegen, profiteren ze van de luwten die ontstaan achter hun voorganger.
Opstijgende lucht
Thermiek-vliegers zijn vogels die opstijgende warmte gebruiken om op te zweven. Ze hebben vaak brede, grote vleugels. Bekende voorbeelden zijn ooievaars en grote roofvogels. Het kost zeer weinig energie, maar het werkt alleen boven land en als de zon zorgt voor opstijgende warme lucht.
Zeewind
Tot slot heb je vogels die gebruik maken van wind boven zee. Glijdend op de wind hoeven ze maar af en toe met hun vleugels te slaan, waardoor ze het lang volhouden. Jan-van-genten kunnen zo vaak maanden achtereen in de lucht blijven.