Advocaat van de natuur en spreekbuis van het milieu.

Emma Brunt: Vlug en lenig

  •  
02-10-2007
  •  
leestijd 2 minuten
  •  
67 keer bekeken
  •  
Emma_Brunt_01.jpg
Toen ik een jaar of zeven was mocht ik wel eens met mijn vader mee, op zondagochtend, als hij op de sintelbaan van atletiekvereniging 'Vlug en Lenig' zijn rondjes ging lopen. Mij boeide dat niet erg. Ik ging alleen mee omdat ik wist dat er een slootje was op dat terrein, en dat daar in het voorjaar kikkerdril in dreef.
Het is mijn vaste overtuiging dat de liefde van kinderen voor de natuur begint met de liefde voor dieren, want wat zich in die sloot allemaal bewoog interesseerde me mateloos. Van mijn vader kreeg ik een schepnetje en een paar lege jampotten, zodat we mijn vangst mee konden nemen naar huis. Daar zette ik het kikkerdril uit in een aquarium, en dan begon het angstige gespannen afwachten. Het was mijn verantwoordelijkheid tenslotte. Ik had dat kikkerdril weggeroofd uit zijn natuurlijke omgeving, en nu moest ik dus ook zorgen dat er iets van terechtkwam.
Als je goed keek zag je in elk bobbeltje een  zwart puntje zitten, dat met de dag groter werd. Totdat de gelei opeens oploste en tientallen donderkopjes op eigen houtje het aquarium gingen verkennen. Aangedreven door een energiek zwiepstaartje.
Dat vond ik fascinerend. Maar het echte wonder moest dan nog komen, want na verloop van dagen lieten de kikkervisjes een paar volmaakt gevormde achterpootjes neer. Als het landingsgestel van een heel klein vliegtuigje.
Dat bleef ook elke keer weer een mirakel. Hoe de ene soort kon transformeren in een andere: van vis tot in amfibie dat aan land kan kruipen. Nachtenlang  zat ik met mijn neus tegen het glas, om te wachten op het exacte moment van de metamorfose, want dan moest ik ingrijpen. Zodra de longen van een kikkervisje het overnemen, moet er met behulp van stenen natuurlijk een eiland gecreerd worden, om te voorkomen dat ze verdrinken.
Maar hoe goed ik ook oplette, toch ging het heel vaak mis. De hemel mag weten waarom. Opeens dreven er dan weer een paar dode minikikkertjes aan de oppervlakte, die mij een vreselijk schuldgevoel bezorgden.
Dan was ik minstens een week ontroostbaar.
Mijn animo om de natuur te willen imiteren in een glazen accubak is daardoor sterk verminderd. Inmiddels heb ik een volkstuin met een grote vijver waar van alles in huist: bronsgroen gestreepte kikkertjes, een koppel zwarte padden, watersalamander en knalblauwe libellen.
Ik beschouw die populatie nog steeds als een wonder, maar ik stoor ze niet. Ik ben bescheidener geworden. En mijn liefde voor de vijverbewoners heeft zich uitgebreid tot de plantaardige biotoop waar ze afhankelijk van zijn.
Om te zorgen dat mijn kikkervisjes het overleven laat ik tegenwoordig het ph-gehalte van het water controleren in een tuincentrum. En elk jaar koop ik een paar nieuwe waterplantjes waar ze op of onder kunnen gaan zitten. Want waterlelies zijn mooi, maar in mijn hart brengen ze toch pas een snaar in trilling als er zo'n brutaal opdondertje op klimt.          
Dan hebben ze pas een reden van bestaan.
Emma Brunt (c) - 2007
Delen:

Praat mee

Onze spelregels.

avatar
0/1500
Bedankt voor je reactie! De redactie controleert of je bericht voldoet aan de spelregels. Het kan even duren voordat het zichtbaar is.

Altijd op de hoogte blijven van het laatste nieuws?

Maandag, woensdag en vrijdag versturen wij je alle informatie uit de radio en tv-uitzending en het laatste internetnieuws.