Het is de eerste column van schrijver, performer en presentator Elfie Tromp voor Vroege Vogels. In De Nieuws BV verschijnt ze al regelmatig als druktemaker en behandelt daar gevoelige onderwerpen. Voor Vroege Vogels legt zij uit waarom ze een fascinatie heeft voor bepoederde hommelkontjes.
Lees hier onder de gehele column:
Ook al woon ik in een stad op de eerste etage zonder balkon, ik heb een grote zucht naar groen. Ik ben op het plattenland opgegroeid en viel vaak in slaap met een rijk zoemen en kwelen van alles dat vloog. Ik was daar nooit bijzonder in geïnteresseerd. Het was gewoon iets wat er was.
Later in de stad kwam het gemis van iets wat ik niet kon benoemen. Ik las het werk van bioloog Dave Goulson en mijn leven kantelde blijvend een paar graden. Hij schreef, onder andere, de geschiedenis van de hommel en ik kan nu nooit meer achteloos een gevliesvleugelden voorbij gaan. Zoals andere mensen in babywagens loeren en opgewonden kreten uitslaan, zo hang ik boven bloemkelken te kirren. Elk met stuifmeel bepoederd hommelkontje zie ik als een overwinning op het grote gevaar dat de toekomst lijkt te zijn. Ook het roodgatje of de gewone franjegroefbij kan op mijn enthousiasme rekenen.
Verlangend kijk ik uit mijn raam naar de talloze privé-hofjes van Eden. Ik minacht de grindtegelterreur. Keur de steriele, nectarloze hortensia's in hun plastic bakken af, verfoei mijn buren als ze weer maaien. Want een grasveld, zo weet ik nu, is een woestijn voor bijen. Ik hoef u niet te vertellen dat insecten het moeilijk hebben. U kunt het aan de voorruit van uw auto zien. Twintig jaar geleden was dat na een ritje een zwart scherm geworden van fataal getroffen vliegjes, die hardnekkig bleven plakken. Nu blijft de auto schoon. Weet u nog hoe u als kind werd achtervolgd door wespen als u een ijsje had of zoete drank dronk? Nu zoemt er zelden wat rond uw mond.
In Nederland hebben we zo'n 358 bijensoorten. Dat is een ruwe schatting, want sommige zijn al twintig jaar niet meer gezien. Niet alleen het landbouwgif en de monocultuur van de gewassen maken het de wilde bijensoorten moeilijk, in de stad zijn imkers zelf ook deel van het probleem. In Amsterdam alleen al staan bijna 700 nestkasten van honingbijen. Sinds de stad nog steeds geen bloemenzee is, moge het duidelijk zijn dat wilde bijen met deze luxe concurrentie niet kunnen winnen.
Het is eindeloos wachten tot duurzame landbouw eindelijk grootschalig wordt gestimuleerd door overheid en banken, maar in de tussentijd kunnen wij planten. Veertig procent van het grondbezit is in handen van particulieren. Daar kun je heel wat bloemrijke, nectarvolle oases van maken.
Ook ik wilde iets doen en begon een geveltuin. Vijf meter lang biologische bollen, rozen en stelen steken er inmiddels uit. Ik houd hem rommelig, want beestjes houden van oude bladeren en een humuslaag. Kevers en oorwurmen wroeten langs mijn huisrand. Boven hen zoemen de hommels en bijen. En daarboven hang ik, luisterend naar mijn jeugd.