Een mooie dag in juni 1970: Dolf (7) ontdekt de natuur in het Noordhollands Duinreservaat in de buurt van Bakkum. Op een klimduin beleeft hij zijn grootste avontuur, met een onverwachte val die hem nog dichterbij de natuur brengt.
Lees hieronder de gehele column:
Wat vooraf ging: Dolf, net zeven geworden, bevindt zich op een mooie dag eind juni 1970 in de duinen niet ver van Bakkum, het prachtige Noordhollands Duingebied, met moeder, vader, grote broer en broertje in de wandelwagen. Het grote avontuur komt eraan.
Na de lange bospaden kwamen we bij de eerste voorzichtige duintjes, het pad ging wat glooien, mijn moeder duwde de wagen wat steviger, maar zolang we klinkers als ondergrond hadden draaide ze daar haar handen niet voor om. Geen idee wat de geuren waren die ik rook, maar ze kwamen binnen. Geen idee welke vogels welk geluid maakten, maar ik genoot ervan. Ik zag braamstruiken waar twee maanden later de bramen voor ons klaar zouden hangen. Ik zag de duindoorn, die ik mooi vind, maar waarvan ik ook wist dat je er niet te dichtbij moest komen. Behalve als je zin had in krassen op je tere huidje.
En toen, ik weet het nog zo precies als mogelijk, 54 jaar later, zag ik het klimduin, nee, het uitkijkpunt. Het hoogste duin van de omgeving, verrijkt met een trap, de ideale mogelijkheid om te kijken tot ver voorbij de branding, richting Castricum, Schoorl in het noorden, Heemskerk in het zuiden. Natuurlijk, alleen mijn vader wist waar elke plaats zich bevond, maar ik kon er vast net zoveel van genieten. En dus beklommen mijn vader, zijn benen moe van een week keihard werken in de genoemde horeca, en ik, mijn beentjes niet moe te krijgen, die paar honderd houten treden. In de zon, maar bovenop was iets meer wind, iets meer koelte.
In mijn herinnering zag ik al de plekken die ik net noemde, zag ik meer duinen dan ik ooit bij elkaar had gezien.
Maar klopt die herinnering, of is het altijd een versie van de laatste keer dat je je iets herinnerde? En wanneer dacht ik voor het laatst aan deze zomerse zondag in de duinen?
Wat ik zeker weet: we moesten door, broer Jack was ergens in de schaduw gaan zitten, met zijn boek denk ik, moeder en broer Henk wachten ook beneden op ons, de wandelwagen had de klim volledig terecht niet aangedurfd.
Mijn vader keek nog in de verrekijkerverten, hij zag in het bos altijd meer dan wij met zijn allen bij elkaar.
‘Ik ga vast!’ riep ik, en dat deed ik. Ik ging vast, hoe moeilijk kon zo’n trap naar beneden zijn...?
Nou....de combinatie sandaaltjes, enthousiasme, scheve houten treden en zand op die treden lieten het noodlot ontstaan, halverwege mijn afdaling-in-spoed verloor ik mijn evenwicht en tuimelde de rest van de trap naar beneden. Tientallen treden, of meer.
Ik zie de steeds weer kantelende werkelijkheid voor me, zand, flarden duin, traptreden, mijn eigen knokige lichaamsdelen, de felblauwe lucht, weer een paar treden...kedeng kedeng, maar dan zonder trein en zonder Guus.
Alles herinner ik me van die dag, de duinen, de lucht van zee die we bijna bereikt hadden, de schrik in de ogen van mijn moeder, alles, behalve mijn verwondingen. Ik denk dus dat die wel meevielen, dat wat schoon water, een paar pleisters en extra Rang om op te zuigen voldoende waren.
Maar nooit was ik dichter bij de natuur, nooit maakte ik de natuur van zo dichtbij en zo intensief mee, als die twintig seconden vallen, die zomerdag in 1970.
Prettige zondag, en wandel voorzichtig.
Maandag, woensdag en vrijdag versturen wij je alle informatie uit de radio en tv-uitzending en het laatste internetnieuws.