Verantwoordelijkheid
Dijkstra ziet het in een rijk land als Nederland ook als een verantwoordelijkheid om rommel op te ruimen en na te denken over oplossingen. "Het is toch prachtig dat we het hier zó goed hebben dat we over dit soort problemen kunnen denken, omdat we ons niet druk hoeven te maken over honger, of oorlog?"
Bij de foto: Nienke Dijkstra (r) en haar schippersmaat Nienke Reeder met twee van de vele tientallen scheermesjes die ze de laatste tijd vinden rond Ameland en Schiermonnikoog (Foto: Rob Buiter)
(Tekst loop verder onder foto)
© Foto: Rob Buiter
In onderstaand essay vertelt Nienke Dijkstra in haar eigen woorden wat haar bewoog tot het oprichten van Doe Eens Wad.
Les van de zee
Vierentwintig kaartjes met losse scenes liggen om mij heen op de vloer. Ik schuif er mee en kijk welke volgorde welk verhaal vertelt. Ik heb mezelf op een paar dagen Schiermonnikoog getrakteerd om het script van mijn afstudeervoorstelling in elkaar te zetten. Als ik opkijk, zie ik dat buiten de lucht al begint te kleuren. Ik veer op, trek mijn jas en laarzen aan, ga naar buiten en spring op mijn fiets. Ik zet koers naar de duinen om daar de zon te zien ondergaan in zee. Dit is voor mij altijd een feestje.
De Noordwestenwind blaast tegen mijn snuit en kietelt in mijn rechteroor. Ik laat mij niet afleiden en trap er stevig tegen in. Mijn fiets zet ik tegen het houten hekje en dan worstel ik mij met een soort eendenpas door het mulle zand naar boven. Het zweet prikt via de poriën van mijn rug naar buiten tegen de tijd dat ik bovenkom. Gelukkig, ik ben nog niet te laat, is het eerste wat door mijn hoofd schiet.
De wind is gaan liggen. De zon zakt als een volle diep rood-roze bol langzaam maar toch steeds sneller naar de horizon. Een zee aan kleuren weerspiegelen zich in het ondiepe water op de wadplaten. Hierdoor is het even niet meer helder wat boven en beneden is, wat spiegeling, wat echt, wat water, wat land en lucht. Te midden van dit alles zeilt de Najade, een stoere Zeeuwse klipper. Als een zwaantje zoekt zij zigzaggend haar weg. Zij pronkt met haar nieuwe witte zeilen die in het licht van de ondergaande zon bijna roze kleuren.
Terwijl ik hiernaar kijk besef ik, dat ik als theatermaker nooit zoiets moois zal kunnen maken.
Jaren later ben ik met mijn schip drooggevallen op het Rif, een mooie zandplaat tussen Ameland en Schiermonnikoog. Voor mij staat een blauwe jerrycan, vijftig liter schat ik in. Er zit geen etiket op. Ik draai de dop open en ruik: oliehoudend afvalwater vermoed ik. In geen velden of wegen iemand te bekennen. Op deze plaat midden in de Waddenzee woont geen mens. Het is onwaarschijnlijk dat iemand deze jerrycan hier heeft achtergelaten. Waarschijnlijker is het dat de zee hem hier met één van haar vloedgolven heeft neergezet. Afgelopen week stond er een stevige noordwester. Al zolang ik vaar, kom ik al afval tegen, met name op drooggevallen platen. En iedere keer twijfel ik: neem ik het mee? Waar laat ik het aan boord? En wat doe ik er dan mee?
Onder mijn voeten voel ik het natte zand van het Wad. Ik kijk naar de jerrycan en ook nu twijfel ik. In mijn hoofd start een film die laat zien wat er de komende jaren gaat gebeuren met de jerrycan: de zon schijnt op hem en de regen klettert op hem neer, de zee klotst tegen hem aan en krult zich om hem heen, de wind blaast en het zand schuurt. Langzaam wordt hij valer, harder en brozer, steeds brozer. De weekmakers stromen in zee en de jerrycan zakt langzaam steeds verder scheef. Een dikke golf slaat het eerste gat erin. Het oliehoudende afvalwater stroomt eruit, regelrecht in zee. De jerrycan valt uiteen in steeds kleinere stukjes, tot microplastic en uiteindelijk zelfs nanoplastics, met het blote oog niet meer te zien. Wetenschappers vertellen dat dit een ramp is voor het ecosysteem: de deeltjes komen terecht in de magen van vogels en vissen en zelfs in ons eigen drinkwater.
Als ik deze jerrycan meeneem, kan ik deze vervuiling voorkomen. De zee heeft hem hier voor mij neergezet. Alsjeblieft. Het is aan mij om hem op te ruimen. Ik krul mijn vingers om het handvat en til de jerrycan op, vijf, tien centimeter, dan trekt de jerrycan mij al weer naar beneden, hij is te zwaar. Ik kijk onder mijn arm door naar het schip, een kilometer verderop en grinnik, dit gaat mij nooit alleen lukken. Leuk bedacht, Dijkstra. Ik richt mij op. Tegenover mij staan inmiddels mijn twee medeopvarenden. Aan hun grote grijns te zien hebben zij alles meegekregen. Gelukkig, ze willen helpen. Ik ren naar het schip en haal een stok van boord. Die schuiven we door het handvat van de jerrycan. Zo dragen we hem tussen ons in. Met vereende krachten lukt het om de jerrycan aan boord te krijgen. Trots zeilen we terug naar Lauwersoog.
Nu moet ik alleen de jerrycan nog goed afvoeren. Ik probeer het bij de havendienst: nee, ik probeer het bij de bunkerboot: nee, ik probeer het bij de jachthaven: nee. Niemand wil hem hebben. Uiteindelijk krijg ik van iemand een tip: ergens achter op de haven is de putdeksel van de tank voor oliehoudend afvalwater. Het mag officieel niet, maar hier kan ik de jerrycan legen en dat doe ik. Vervolgens gooi ik de lege jerrycan in een container. Missie volbracht. Dit smaakt naar meer!
Ik kom uit een nest van vier met twee ouders die, zo lang als ik mij kan herinneren, met elkaar streden en elkaar het leven zo zuur mogelijk maakten. Wij als kinderen waren daarvan de dupe. Wellicht ontstond daardoor al jong mijn wens om de wereld mooier te maken en mensen met elkaar te verbinden. Thuis zette ik mij al flink in om die wens te vervullen. Vooral met Sinterklaas kon ik goed uitpakken: ik maakte enorme surprises en het liefst ook eentje met daarin iets voor iedereen. Later was deze wens mijn drijfveer als coach, trainer, theatermaker en als schipper. In een afgeschermde omgeving liet ik mensen ervaren hoe inspirerend, interessant en leuk het is om aan een gezamenlijk doel te werken. Ook tot welke hoogte je kunt stijgen als je daarin optimaal gebruikt maakt van ieders kwaliteiten.
Ik was ontevreden over de echte wereld en gedreven door mijn wens, creëerde ik een aangenaam alternatief. Zo ontstonden bijzondere nationale en internationale samenwerkingsprojecten in een zelf gecreëerde wereld.
Toch diep van binnen bleef er iets wringen. Door de actie met de jerrycan ontdekte ik wat wrong: de scheiding tussen de ‘echte’ wereld en mijn eigen gecreëerde wereld. Die laatste wereld paste niet meer. De zee schotelde mij voor wat ik eigenlijk al wist: als we de problemen in deze wereld willen aanpakken, zijn ieders kwaliteiten nodig. Het werd tijd om mijn inmiddels ontwikkelde kennis en ervaring in te zetten in de echte wereld.
Zo ontstond
Doe eens Wad
. Een initiatief dat mensen en partijen bij elkaar brengt om samen te werken aan een structurele aanpak van de plastic soep in de Waddenzee. Sinds zeven jaar zeil ik maandelijks met gasten naar één van mijn lievelingsplekken op het Wad. Daar ruimen we op wat de zee voor onze voeten legt en genieten we van deze bijzondere plek. Mijn motto: ‘Doe wat je kunt en nodig een ander uit om dat ook te doen.’ De uitdaging is om te zien hoe ver we samen kunnen komen.
Inmiddels gebeurt er naast de tochten nog veel meer: na een brandbrief die ik stuurde naar beheerders en bestuurders van het Waddengebied, zijn zij in beweging gekomen en kijk ik nu samen met hen wat zij kunnen doen. Zo hebben zij er voor gezorgd dat dit jaar de plastic soep in de Waddenzee op de agenda stond van de trilaterale ministersconferentie voor het Waddengebied (Denemarken, Duitsland, Nederland). Er komt meer interesse in de plastic problematiek, ook in het Waddengebied. Zeven jaar geleden werd ik nog voor gek verklaard omdat ik hiermee aan de slag ging. Ik kreeg te horen dat plastic helemaal geen probleem was in de Waddenzee. Nu benaderen bedrijven mij omdat zij ‘iets’ met het onderwerp willen en vragen mensen mij om lezingen en interviews te geven.
De tochten blijf ik doen omdat ze zo fijn zijn. Het is altijd een verrassing wat we tegenkomen. Het is heerlijk en enorm inspirerend om met een klein groepje op zo’n mooie plek zo concreet aan de slag te zijn. Hierdoor ontstaan nieuwe ideeën. Daarnaast geven de tochten ook veel inzicht in het probleem. Ze leveren kennis op die onmisbaar is bij de aanpak.
Soms zijn mensen verrast dat ze moeten betalen voor een dag opruimen op de Waddenzee. Het doet mij beseffen welke plaats opruimen heeft op onze maatschappij: een noodzakelijk kwaad waar we niet aan ontkomen maar wat we het liefst zo lang mogelijk uitstellen en zo ver mogelijk voor ons uit schuiven. Ik vertel mensen dat het opruimen onderdeel is van een veel grotere ervaring. Daarin is het opruimen een middel om je te verbinden met één van de mooiste plekken op de aarde, het Unesco Werelderfgoed Waddenzee. Tijdens de tocht ervaar je en zie je letterlijk met je eigen ogen dat jij in staat bent om deze prachtige, unieke plek nog mooier te maken, enkel door er iets weg te halen. Voor die ervaring betaal je. Je gaat niet opruimen, je gaat de wereld mooier maken. En ondertussen trakteer je jezelf op een goed verzorgde dag zeilen in dit waanzinnig dynamische en oorspronkelijke gebied.
Dat de wereld mooier maken zo simpel kan zijn, had ik nooit kunnen bedenken
.
Nienke Dijkstra – 23 juni 2018