Diersporen kennen ook hun seizoenen. Zo zijn er in het voorjaar in de reeënlegers volop haren te vinden want reeën zijn nu in de rui. De slaapplaatsen liggen meestal verborgen tussen de bomen aan de rand van een bos. Zo zien wij de dieren niet, maar zij ons wel.
Haren herkennen
Reeën komen vooral voor in het bos, maar ook in andere gebieden zoals een heidegebied. De ree schraapt hier geen kom maar gaat direct liggen bovenop de heide. Haren kunnen bevestiging geven dat het inderdaad gaat om het leger van een ree. Haren van reeën zijn kronkelig (net als alle hertachtigen). Ze zijn hol van binnen en breken of knakken makkelijk in scherpe hoeken wanneer ze gebogen worden.
Vachtkleur van het ree
Als in het voorjaar het zomerhaar verschijnt, valt het winterhaar uit. Dit gebeurt het eerst op de schoft en aan de onderkant van de hals, rond de spiegel en op de flanken. Daarna verhaart de rest van de hals en als laatste de rug. De voorjaarsverharing is klaar in mei of begin juni. De beharing van de zomervacht is glanzend rood-bruin met per dier individuele verschillen van zwart via rood-bruin tot wit. Door de invloed van het zonlicht wordt de kleur in de loop van de zomer gebleekt. In de winter zijn de onderlinge kleurverschillen aanzienlijk minder.