Wie in de herfst een wandeling maakt over een pad kan in deze tijd hoopjes zand tegen komen in de vorm van een bloem. Het zijn graafsporen van mestkevers, die zich naar beneden werken om een holletje te maken. Daar bewaren ze bolletjes mest om de winter door te komen.
De gewone- of paardemestkevers graven gangen die loodrecht naar beneden beginnen. Ze kunnen een een halve meter diep zijn waar onderin de mest van grote herbivoren (zoals het edelhert) wordt verzameld. Daar wordt een eitje gelegd. De larve leeft enkele jaren van de mest totdat het zich als volwassen mestkever (imago genoemd) naar boven toe uitgraaft.