De Waterspin komt in Europa en Azië voor in stilstaand zoet water. Het is de enige spinnensoort die vrijwel altijd onder water leeft. Ze behoort tot de familie Cybaeidae (geen Nederlandse naam). Alleen in de winter verlaat ze soms het water en kruipt weg in vochtige oevervegetatie, mos, halfvermolmde restanten van de vegetatie. Ze kan echter ook onder water overwinteren in een dichtgesponnen slakkenhuis waarin ze lucht heeft verzameld.
Het grootste deel van het jaar zit ze in ieder geval onder het wateroppervlak, in sloten met in de bodem wortelende waterplanten, waar ze het zich naar de zin moet maken. Het is immers gewoon een spin, die moet ademhalen door middel van boeklongen en tracheeën, want ze heeft geen kieuwen. Ze leeft daarom in een duikerklok, gemaakt uit spinsel waarin ze lucht brengt. Dat bouwen van die duikerklok gaat als volgt. Ze loopt langs waterplanten omlaag en zoekt een geschikt plekje tussen die planten. Als ze onder water gaat blijft er een dun laagje lucht rond haar hele lichaam hangen, vooral aan haar achterlijf, daar vastgehouden door lange en enigszins geveerde haren. Daardoor ziet ze er zilverglanzend uit. Ze spint een dicht matje van spindraden en strijkt vervolgens met haar achterpoten lucht van haar achterlijf af en de luchtbelletjes worden door het webje opgevangen. Door een aantal malen aan de oppervlakte van het water een nieuwe voorraad lucht te halen wordt de luchtbel steeds groter, terwijl de spin het web ook steeds groter maakt. Tenslotte is er een koepelvormige constructie ontstaan die doet denken aan een duikerklok, een apparaat waarmee mensen onder water kunnen werken. Net zo leeft de spin als landdier in die luchtbel onder water. Als ze in de luchtbel zit haalt ze gewoon adem; er zal ook zuurstof en stikstof worden uitgewisseld met het omringende water. Daardoor hoeft ze minder vaak omhoog te klimmen om nieuwe lucht aan te voeren.
Een spin moet meer doen dan alleen maar ademhalen. Ook haar prooien vangt ze onder water: alles wat rondzwemt wordt gegrepen, vooral waterkevers en larven van insecten. Ze neemt de prooi dan mee naar haar duikerklok en verteert hem daar. De paring vindt eveneens in de luchtbel plaats, en ook de eieren worden in de onder-water tent gelegd en tegen de waterplanten ingesponnen. Als de jonge spinnetjes uit hun ei komen blijven ze nog een tijdje in de klok van de moeder en gaan dan hun eigen weg, net als bij aardse spinnen. Het mannetje, dat bij deze soort wat groter is dan het wijfje, heeft dezelfde levenswijze. Het mannetje is herkenbaar aan de verdikte palpen, ook al zijn die bij de Waterspin naar verhouding slank en spits.
Waar je de Waterspin kan vinden? Je kunt ze ontdekken door in een sloot met waterplanten te zoeken naar een luchtbel tussen de bladeren; vrijwel altijd is dat een woonklok van een waterspin. Ze komt in Nederland overal voor in niet te diepe sloten en plassen met een goede vegetatie van waterplanten. Alleen uit de provincies Flevoland en Zeeland heb ik nooit een melding gezien. In Noord- en Zuid-Holland en de lage delen van Utrecht, Overijssel en Friesland is de soort algemeen.
Het is leuk om de Waterspin in een aquarium te houden, want dan kun je al die gedragingen goed zien. Je moet dan natuurlijk wel voor voer zorgen van de juiste afmetingen, wat in de winter niet gemakkelijk is. Ik herinner me dat ik wel eens gewoon een andere spin in het aquarium stopte, gevangen in de schuur of in de kelder. Misschien is een krekeltje uit de dierenspeciaalzaak ook wel goed voer voor een Waterspin. Spinnen zijn niet echt kieskeurig!
Aanbevolen literatuur
Crome, W., 1951. Die Wasserspinne. Die Neue Brehm-Bücherei 44: 1-47. – Akademische Verlagsgesellschaft Geest & Portig, Leipzig.
Peter van Helsdingen
Als arachnoloog werkzaam als gastmedewerker bij Naturalis in Leiden, was daar ook conservator.