Ankie en Antonie de Kemp wonen sinds een paar jaar in de grootste stad van Benin: Cotonou. Het ligt in West-Afrika, naast Nigeria. Van het zuiden, bij de zee, tot het noorden, dichtbij de woestijn, zijn verschillende klimaten en biotopen te vinden. Je kunt er veel trekvogels zien die we ook in Nederland tegenkomen, maar er leven ook veel soorten die je in Nederland nooit zult zien.
Ankie's verslag: Vogelen in Benin
"Nee, je méént het. Verhuizen naar Benin? Waar ligt dat eigenlijk? En wat ga jíj daar dan doen de hele dag?“ Mijn lief kreeg de kans om de laatste periode van zijn carrière te werken in Afrika, een lang gekoesterde droom. Waarom ook eigenlijk niet? Ik vind het spannend weer iets nieuws te gaan ontdekken samen.
Anderhalf jaar geleden kwamen we aan in dit land in West-Afrika: naast Nigeria, net boven de evenaar. We kunnen diverse Nederlandse TV formats vullen met onze ervaringen: Ik vertrek, Droomhuis gezocht, De slechtste chauffeur van Benin, Tussen kunst en kitsch, De rijdende rechter en Trauma Centrum, maar dat interesseert jullie nu allemaal niets. Nu moet ik me richten op Vroege Vogels.
In Nederland was ik al een tijd besmet met het vogelkijkvirus, ongeneeslijk verklaard. Geholpen door programma’s als Vroege Vogels, online cursussen van Nico de Haan, internet informatie van de Vogelbescherming en vooral veel kijken leerde ik steeds meer vogels herkennen. Superblij met de ontdekte blauwborst, de watersnippen, de boomvalk, zelfs met de sperwer die in onze tuin een geliefde merel sloeg. De groep “kleine bruine vogeltjes” (KBV) werd langzamerhand een tikkie kleiner, hoewel nog meer dan groot genoeg. Ik had wensvogels: een roerdomp! een baardmannetje!
Maar toen gingen we naar Benin en kon ik opnieuw beginnen. Eerst maar een vogelboek, en vooruit, ook meteen in het Frans (de voertaal van Benin) zodat ik met de lokale bevolking over mijn vondsten kon communiceren. Héél veel nieuwe wensvogels! Veel meer kleuren!
Het goede nieuws is: er zijn best veel “Nederlandse” soorten die hier ook voorkomen. Toen we in september weer zwaluwen zagen dacht ik meteen dat die misschien wel in het dierenverblijf van een Nederlandse vriendin hadden gebroed. Grote zilverreigers, visdiefjes, drieteenstrandlopers, torenvalkjes: ze zijn er allemaal en ik ben telkens blij als ik ze zie. Die ken ik tenminste! Na anderhalf jaar heb ik me ook diverse Beninois soorten al eigen gemaakt. Begonnen in de stad waar we wonen bij de schildraaf (lekker makkelijk: een grote kraai met een wit vestje), zwarte wouw (elke keer even wauw!), grauwe buulbuul (komt net zo veelvuldig voor als de koolmees in Nederland), groene kakelaar (een boomhop met prachtige groen iriserende vleugels, lange staart, rode snavel en rode poten), grijze bananeneter (grijs inderdaad, met een snavel in de kleur van zijn veronderstelde voedsel), groepen geelsnavelklauwieren waarvan sommigen duidelijk bedelgedrag vertoonden, tegen de schemering pelioslijsters die in onze tuin naar pieren komen zoeken.
Sommige geluiden begin ik ook te herkennen: het melancholieke roepen van de senegalese spoorkoekoek, het deuntje van de heel veel voorkomende palmtortel wat net een tikkie anders is dan de minder voorkomende roodoogtortel. Ik kan jullie ook jaloers maken met een grijze wouw die dagelijks vlak bij ons hotelbalkon langs zweefde in de 8 weken dat we op onze container met meubels wachtten. Een groep van 20 regenwulpen aan de oever van een rivier nèt voor die uitmondt in de oceaan.
Ik ervaar echter ook veel frustratie. Er is hier geen Beninois Vroege Vogels, noch een Vogelbescherming of Nico de Haan internet cursussen. Veel minder ondersteuning, terwijl het eigenlijk veel harder nodig is! Als jullie in Nederland een blauwe flits zien vliegen weet je meteen dat het een ijsvogel is, maar hier zijn er minimaal 7 verschillende soorten ijsvogels, en dan tel ik de bonte ijsvogel niet mee omdat die alleen wit met zwart is en daarmee uitermate herkenbaar. Tortelduifjes: 6 soorten in het zuiden van Benin. Reigers vormen een uitdaging: de westelijke rifreiger is zwart met een witte keel maar komt ook voor in een volledig witte vorm en lijkt dan als 2 druppels water op de kleine zilverreiger, terwijl de zwarte variant erg lijkt op de zwarte reiger.
In de mangrovenbossen staan al die soorten gebroederlijk naast elkaar met bovendien de Afrikaanse gaper (een zwarte ooievaar met een snavel die in het midden een beetje open staat), speciaal om onze verwarring nog groter te maken. Zwaluwen noemde ik al eerder, maar de gedachte dat het een Nederlandse zou kunnen zijn verdampte toen ik de soort wilde aanvinken in mijn boek: zo’n 10 soorten die hier voor kunnen komen. Allemaal zijn het dezelfde vlugge zwenkers, onmogelijk die goed genoeg in beeld te krijgen om ze te kunnen onderscheiden. Nou ja, “zwaluw” is ook al mooi, toch? De naam maakt niet de vogel! Ook erg lastig EN prachtig: wevervogels. Ze vlechten ingenieuze nesten van lange stroken groen, en zodra je dan een felgeel vogeltje daarbij ziet zitten ben je er in eerste instantie van overtuigd dat het niet zo moeilijk kan zijn. 3 Pagina’s met gele wevervogeltjes met alleen minieme verschillen later denk je er toch wat anders over.
De grootste uitdaging blijft, zoals in Nederland, de KBV. Zoals te verwachten is die groep in mijn Franse boek aanmerkelijk groter dan in mijn Nederlandse pocket. Oké, het gebied is ook groter (West-Afrika), maar we wonen wel in het noorden van sub-Sahara Afrika, overwinter gebied of tussenstop voor heel veel trekvogels. En we blijven hier nog maar 2,5 jaar! Ik moet gaan afsluiten, aan de slag om die groep weer wat kleiner te maken. Dat ga ik dus doen hier….