Van oudsher graast er op het Wormer- en Jisperveld vee. Om akkerbouw mogelijk te maken, werden de percelen tijdens de middeleeuwen ontgonnen en werden meerdere sloten gegraven voor de ontwatering. Toch kende die eeuwenlange bewerking van het land ook een keerzijde: de percelen leden aan veenoxidatie en inklinking. In de strijd tegen het brakke water, afkomstig uit de Zuiderzee, moesten de bewoners nu dijken om hun percelen aanleggen. Al deze veranderingen en invloeden zorgden er door de eeuwen heen voor dat het land niet meer geschikt was voor akkerbouw, maar beter als grasland voor vee.
Tegenwoordig zitten er nog een handjevol boeren aan de randen van het natuurgebied. Dit zijn voornamelijk extensieve boeren doordat de percelen niet meer over genoeg eiwitten beschikken en dusdanig verschraald zijn. Om toch hun passie voor de veehouderij te kunnen beoefenen, en om een bijdrage te leveren aan de natuurwaarde van het gebied, creëerden veel van deze boeren stukken plasdras op hun percelen, houden ze uitgestelde maaidata aan en hanteren ze andere mestregels dan gebruikelijk.
Daarnaast houdt Natuurmonumenten met koeien en schapen een groot oppervlak aan weide- en hooiland in stand in het Wormer- en Jisperveld. Dat is ontzettend belangrijk voor de functie als vogelgebied. De natte graslanden trekken onder andere de grutto en de tureluur aan; in de drogere stukken grasland wonen de kievit en de scholekster; en de roerdomp vertoeft hier het liefst in de rietmoerassen.
Voor het plaatsen van koeien en schapen bestuderen de beheerders de omstandigheden per perceel. Zo kijken ze bijvoorbeeld hoe nat een perceel is, of er genoeg te eten is voor het vee, en welke weidevogels er vertoeven. Op basis van al deze informatie beslist Natuurmonumenten hoeveel koeien of schapen zij op het perceel laten grazen.
Als de herfst voorbij is en de lente al enige tijd van start is, gaat het vee normaliter het land op. De beheerders vervoeren de koeien en schapen per boot naar de percelen. Eigenlijk vervullen de ze de functie van een watertaxi, waarbij ze bij meerdere haltes stoppen om een aantal passagiers naar buiten te laten. Het juiste aantal begrazers op elk perceel plaatsen, is een nauwkeurige afweging in verband met het weidevogelbeheer. Het is bijna alsof de beheerders tetris aan het spelen zijn!
Bij het begrazen van de percelen speelt vooral de tong van de koe een grote rol. Door de tong om het gras heen te slaan om het op te eten, creëert het dier een soort mozaïek van kort en lang gras. Ook trekken de koeienvlaaien aardig wat insecten aan. Daarnaast eten de koeien alle grassen op, zelfs het bittere onkruiden dat de schapen laten staan. Dat is ook voor de grutto positief. Koeien worden daarom ook ingezet al beheermiddel op de percelen waar de grutto voorkomt.
Schapen grazen juist op percelen waar de kievit en scholekster vertoeven. Deze weidevogels houden van kort gras en een schaap is een korte grazer. Al het gras dat de schapen niet opeten, houden ze kort door erop te gaat liggen. Niet heel handig, want dat gras kan ze zelf vervolgens niet meer eten, maar de kievit en scholekster hoor je niet klagen!
Thema's:
Maandag, woensdag en vrijdag versturen wij je alle informatie uit de radio en tv-uitzending en het laatste internetnieuws.