Weidemieren bouwen imposante mierenhopen in het grasland. Deze mierenhopen blijken een belangrijke invloed te hebben op de bodemsamenstelling en plantengroei op en rond de bult. Ecologe Ciska Veen promoveert aan de Rijkuniversiteit Groningen met haar onderzoek naar de effecten van mierenhopen en grote grazers op graslanden. Janine gaat mee het veld in om het gras op de bulten te tellen, sprietje voor sprietje.
Bulten bouwen
Gele weidemieren bouwen grote nestbulten, tot wel 1 meter in doorsnee. Doordat ze vers zand opgraven om hebben ze een hele grote invloed op de eigenschappen van de bodem en de samenstelling van planten op de bulten. De mieren bouwen de bulten om meer zon te vangen en zo een ideale omgeving te creëren om hun eitjes uit te ‘broeden’. Bijna iedereen heeft deze mieren in de achtertuin, alleen omdat we het gras zo netjes maaien bouwen de mieren geen bulten en zien we ze niet.
Mieren en grazers
Er is tot nu toe weinig onderzoek gedaan naar de interactie van boven- en ondergrondse ecosystemen, terwijl deze samen bepalend zijn voor het functioneren van het ecosysteem als geheel. Planten vormen de verbinding tussen deze boven- en ondergrondse systemen. Ondergrondse organismen (zoals mieren) consumeren wortels en voedingstoffen van de planten, terwijl boven de grond de bladeren gegeten worden door grazers zoals koeien en hazen. Ciska Veen onderzocht in haar promotieonderzoek aan de Rijksuniversiteit Groningen hoe de interactie tussen de mieren en grazers de plantendiversiteit beïnvloed.
Sprietjes tellen
Het onderzoek voerde ze uit in de graslanden in het Junner Koeland aan de Vecht en op Schiermonnikoog. Hierbij onderzocht ze de vegetatie op en rond de mierenhopen tot in het kleinste detail. In plotjes van 10 x 10 centimeter beschrijft ze alle voorkomende soorten en telt ze het gras sprietje voor sprietje. Op de bulten blijken zeldzame soorten te groeien en de aanwezigheid van mieren beïnvloed ook de plantengroei. Het belang van mieren voor de biodiversiteit moet dus zeker niet onderschat worden.