In ons land komen drie soorten slangen voor. Twee daarvan zijn algemeen bekend, namelijk de adder (Vipera berus) en de ringslang (Natrix natrix). De derde soort die hier voorkomt is de gladde slang (Coronella austriaca). Door zijn verborgen levenswijze en zich nauwelijks te laten zien bij 'echt' slangenweer wordt dit dier vaak niet opgemerkt.
Verspreiding en habitat
De gladde slang is de zeldzaamste slang van Nederland. Hij komt verspreid voor in een aantal gebieden in het Oosten en Zuiden van Nederland. In Europa is de gladde slang algemener en wijdverspreid. Met uitzondering van Noord Scandinavie en delen van Spanje en Zuid-Frankrijk en Portugal komt de gladde slang bijna overal voor. De gladde slang heeft een voorkeur voor relatief droge gebieden met lage spaarse vegetatie en enigszins reliëf.
Beschrijving
De gladde slang is een dunne middelgrote slang die een lengte kan bereiken van 80 cm. Ze hebben hun naam te danken aan hun gladde schubben. De gladde slang is bruinig van kleur met een onderbroken zigzag patroon op zijn rug. Ze hebben een ronde pupil (belangrijk kenmerk t.o.v. adder). Op de flanken hebben gladde slangen vaak bruine soms zelfs roodachtige vlekken. De gladde slang is niet giftig maar kan bij verstoring wel luid sissen en bijten. Gladde slangen eten voornamelijk andere reptielen, met name hagedissen. In Nederland is de belangrijkste prooi de levendbarende hagedis maar ook hazelwormen en zelfs jonge adders worden gegeten. De gladde slang kan in het wild ongeveer 18 jaar oud worden.
Levenscyclus en Leefwijze
Gladde slangen leven een zeer verborgen bestaan. Ze zijn niet actief bij grote hitte maar juist vaak op bewolkte dagen met een iets lagere temperatuur, soms zelfs bij lichte regen. Hierdoor komt het voor dat er in een gebied een populatie gladde slangen bestaat die jarenlang onopgemerkt blijft. De gladde slang is dan ook met afstand de moeilijkst waarneembare slang in Nederland. Gladde slangen paren in het voorjaar. Het vrouwtje van de gladde slang ontwikkeld de eieren in haar lichaam (ovovivipaar). Na ongeveer 4 a 5 maanden schenkt het vrouwtje leven aan 3 tot 9 volledig ontwikkelde jongen. De jongen zijn bij hun geboorte ongeveer 12 cm groot die na 3 jaar (mannetjes) of langer (vrouwtjes) geslachtsrijp worden. Gladde slangen overwinteren in verlaten holen van zoogdieren en in andere goed geïsoleerde schuilplaatsen.