Scholekster
© Rob Buiter
Onderzoek met gezenderde scholeksters laat zien: vogels moeten in de broedtijd te ver vliegen om aan voedsel te komen. Ze laten hun eieren of jongen dan te lang alleen. Alleen ouders die dichtbij, in een goed territorium voedsel kunnen vinden, krijgen nog af en toe een jong groot. "Er moet iets structureel verbeteren in agrarisch Nederland om weidevogels als de scholekster vooruit te helpen", zegt Bruno Ens van Stichting Onderzoek Scholeksters, SOS.
Anders dan alle andere weidevogels, voeren scholeksters hun jongen. Ze vliegen af en aan met wormen en emelten (de larven van langpootmuggen). Maar dan moet dat voedsel er wel zijn. "In ons zenderonderzoek zagen we dat de ouders van Texel regelmatig naar het Balgzand vlogen, minimaal zeven kilometer verderop. Als beide ouders honger krijgen en ver weg vliegen, worden eieren of jongen kwetsbaar voor meeuwen, reigers of roofvogels", aldus Ens. In het onderzoeksgebied kwamen dit jaar maar 20 kuikens groot op een totaal van 150 broedparen. "Voor een stabiele populatie heb je op 150 paar minimaal 50 uitgevlogen jongen nodig", weet Ens.
Scholekster met jongen
© MicheldeBeer
Met deze jongste kennis uit het zenderonderzoek, wordt volgens Ens nogmaals onderstreept dat agrarisch Nederland te karig is voor weidevogels. "We moeten werk gaan maken van natuurinclusieve landbouw en ook de waterstanden beter gaan regelen, willen we nog weidevogels in Nederland behouden."
De gezenderde scholeksters en enkele andere vogelsoorten zijn nog te volgen via de website van het zenderprogramma dat door het NIOZ op Texel wordt gecoördineerd.
Bruno Ens van Stichting Onderzoek Scholeksters, SOS
© Rob Buiter
Thema's:
Maandag, woensdag en vrijdag versturen wij je alle informatie uit de radio en tv-uitzending en het laatste internetnieuws.