Het gewei van een mannetjes edelhert kan indrukwekkende vormen aannemen. Bijzonder genoeg wordt het gewei elk jaar volledig afgeworpen en krijgen ze het jaar daarop een zwaarder en groter gewei. Hoe gaat dat in z'n werk?
De eerste aanzet van een gewei zijn de rozenstokken. Deze ontwikkelen zich als het mannetje zeven maanden oud is.
Wanneer hij een jaar oud is begint het gewei te groeien. Z'n eerste gewei heeft meestal nog geen vertakkingen en wordt dan ook een spiesgewei genoemd. Tijdens het groeien zit er nog huid om het gewei. De zachte fluweelachtige basthuid rondom het gewei zorgt ervoor dat de hoorns voedingstoffen krijgen.
Rond de zomer zijn de nieuwe geweien (zowel de spiesgeweien als de oudere vertakte geweien) volgroeid en gaat de basthuid loszitten en jeuken. Edelherten vegen dit eraf door tegen bomen aan te schuren met hun gewei. Hierbij komt er bloed en boomsap vrij die het gewei een bloederig uiterlijk geeft. Vaak blijven er een tijdje slierten huid langs de kop hangen.
Begin september gaan de herten op zoek naar hindes om te paren, ook wel bronst genoemd. De mannetjes laten in deze periode hun lokroep horen, het burlen, en strijden om de vrouwtjes. Een volgroeid gewei is in deze tijd een machtig wapen in de strijd.