De spreeuw is waarschijnlijk de meest ondergewaardeerde zanger van de Nederlandse zangvogels. Het centrale thema in de spreeuwenzang is imitatie. Aan de vogels die hij nadoet, kun je horen waar een spreeuw is opgegroeid.
Hoor je het ‘tjiek’ van de bonte specht, dan zal die spreeuw ook wel uit het bos komen. Hoor je een scholekster of een grutto in zijn repertoire, dan is het waarschijnlijk een spreeuw van het boerenland. En toch zitten er ook altijd nog wel ‘typische spreeuw-elementen’ in de zang. Gelukkig wel!
Langssuizende kogel
Een vast onderdeel van de spreeuwenzang is, wat Dick de Vos noemt: de langssuizende kogel. 'Pieeeeeuw ...' Het heeft wel wat weg van een gillende keukenmeid. Om dan vervolgens weer flink te gaan imiteren.
Kenmerken van de spreeuwenzang:
Rijk en warm geluid
Soms klinkt het als gebrabbel
Soms een langgerekte ‘Pieeeeeuw’ klinkt als een langsrazende kogel of gillende keukenmeid
Veel imitaties
Zang kan minutenlang duren
Metaalglans
De spreeuw is niet alleen een ondergewaardeerde zanger, het is ook nog eens een prachtige vogel om te zien. In zijn 'saaie zwarte verenpak', zitten heel veel metaalachtig glanzende kleurschakeringen; van groen tot diep paars. In de winter, na de najaarsrui, heeft de spreeuw nog mooie witte puntjes aan de veren, die in de loop van het seizoen weer afslijten.
Mozart
De spreeuw is niet alleen een meesterlijk imitator, hij diende zelf ook ter inspiratie van niet de minste van onze componisten! In zijn boek
De Spreeuw (uitgeverij Atlas Contact)
beschrijft Koos Dijksterhuis hoe Mozart zijn compositie 'Een musikalischer Spass' waarschijnlijk maakte door het liedje van zijn 'huisspreeuw' op notenschrift te zetten.