Een week geleden was ik op familiebezoek aan de andere kant van het land en meestal combineer ik zoiets met een wandeling ergens in een natuurgebied. Op de route naar huis was van alles mogelijk, maar toch koos ik voor iets waar ik al vaak geweest was. De Oostvaardersplassen. Tikkie obligaat inderdaad. Maar misschien koos ik wel juist hiervoor omdat ik met eigen ogen wilde zien dat ik er hierna nooit meer naartoe hoefde. Het was immers niets meer. Waar ik zeven jaar geleden nog in adoratie voor de tv zat bij die schitterende film De Nieuwe Wildernis schitterde de ster van dit inmiddels zo beroemde natuurgebied tussen Almere en Lelystad sindsdien elk jaar een stukje minder, tot er bijna niets meer van over was. Toestanden rond herten die al dan niet bijgevoerd moesten worden, toestanden rond herten die al dan niet moesten worden afgeschoten: het paradepaartje van weleer, de trots van ons land en een voorbeeld voor de wereld als het gaat om ‘de natuur haar gang laten gaan’ veranderde in hoog tempo in een soort sneue kinderboerderij – waar immers een hek om stond, dus wat nou ‘natuur’. En al die geweldige beesten uit de film hadden ook nog alles kaalgevreten; geen boom of struik stond nog overeind. Een saaie kale vlakte met opgesloten wild.
Dus ja, dacht ik, laten we het dode beest dan maar recht in de bek kijken: nog één keer daarheen, en dan constateren dat je euforische wandelingen van destijds achteraf bezien absurd en naïef waren, en vooral: dat het een lelijke steppe is geworden waar je als natuurliefhebber niets meer te zoeken hebt. Kun je dat ook weer afstrepen, en op zoek naar nieuwe gebieden die vele malen mooier zijn.
Met veel scepsis kortom, parkeerde ik mijn auto bij Buitencentrum Oostvaardersplassen, aan de Kitsweg in Lelystad. Dat ook dit etablissement waar het altijd zo fijn koffie drinken en appeltaart eten was nu natuurlijk ook gesloten was maakte mijn humeur er na die lange rit niet beter op. Maar hoera: het bleek tóch open, en buiten kon je gewoon aan de koffie met appeltaart – tenminste nog een meevaller op deze op voorhand al verloren dag. Binnen stond een telescoop naar het raam gericht. Ik wilde al doorlopen, maar een aardige vogelaar zei dat ik toch maar even moest kijken: hij had scherp gesteld op een zeearend. Een zeearend! Vast een minuscuul stipje in de verte, maar dan nog. Ik keek, en mijn adem stokte. Dit was geen stipje, dit was een zeearend! Overduidelijk zag ik zijn rug, die hoekige schouderbladen, en toen hij opzij keek de kromme snavel van dat woeste hoofd. Zo goed had ik nog nooit een zeearend gezien. Wat een beest. De dag kon nu al niet meer stuk.
Na dit telescoopgenot huppelde ik naar buiten, richting de vogelkijkhut. Onderweg passeerde ik een kijkwand. Toch maar even heen. Een vlekje in de verte, kijker erbij: verrek, nóg een zeearend! En vlak daaronder nóg een! Heel in de verte zag ik nog net de boom met – nog steeds – de eerste. Ofwel: dit waren andere zeearenden. Ik zag er nu drie. Op wolkjes kwam ik aan bij de vogelkijkhut, die mij zo dadelijk oneindig ver ging laten kijken – maar helaas naar een kale vlakte dus. En de kans op een hert was natuurlijk ook stukken kleiner nu, met al die hertenbiefstuk. Eenmaal boven wat ik al dacht: in het water weliswaar diverse vogels, maar verder niets. Tot ik scherp stelde op struikgewas in de verte – er was dus toch nog groen – en ruim vijftig edelherten zag, grazend of liggend in de zon. Hoe mooi kan een mens het hebben op één dag? Héél mooi, bewees de grote ringslang die pal naast het pad lag te slapen in de zon, terwijl de baardmannetjes vrolijk dansten in het riet. Met een irritant brede glimlach liep ik terug naar de kijkwand. Zaten mijn drie zeearenden er nog? Ja hoor. Fantastisch. Ach, als ze toch eens zouden opvliegen…, verzuchtte Rupsje Nooitgenoeg. Prompt kwam in de verte iets groots aanvliegen. En nog een. Twee zeearenden zeilden langs, om met veel gewapper van hun machtige vleugels te landen op een kale boom. Ik zag nu vijf zeearenden in één beeld. Vijf.
Nadat ik weer was bijgekomen zweefde ik over de A6 naar huis, met Eagle van ABBA schallend door de speakers. High, high, what a feeling to fly. Voor iedereen die net zo sceptisch is als ik was over de Oostvaardersplassen: zelden werd die zogenaamde waarheid over een totaal mislukt natuurproject zo snel en overtuigend door alternative facts omvergeblazen. Vijf vliegende deuren als harde feiten, daar kan geen complotgekkie tegenop.