Advocaat van de natuur en spreekbuis van het milieu.

Column: Nelleke Noordervliet

  •  
17-01-2016
  •  
leestijd 3 minuten
  •  
nelleke_04.jpg
Daar zaten we dan in zuidwest Ierland om er de kerstdagen en oud en nieuw door te brengen.
Er lag al weken een lagedrukgebied ter hoogte van Ierland, dat al die tijd veel wind en hevige regenval veroorzaakte. In Engeland kregen ze er natte voeten van. Het regent in Ierland vaak en graag, maar zo zout hadden zelfs de Ieren het in jaren niet gegeten. Het land was verzadigd van water. Overal stroomde en liep en sopte en murmelde en droop het. Worden in veengebieden je stappen altijd al snel gevuld met water en kun je in een metersdikke laag je vinger steken als was het in een volle spons, het was nu wel overdreven nat. Overal stonden poelen; bomen en struiken wortelden in water, wegen stonden deels blank. De wind, die regelmatig 7 a 8 beaufort haalde gooide het water met bakken recht tegen de ramen. In 70 jaar niet zoveel wind geweest, in twintig jaar niet zoveel water, in honderd jaar niet zo zacht. El nino speelde weer op, voor het eerst sinds 1997.
We hebben in die korte tijd dat we in Ierland waren twee stormen met een naam doorstaan: Eva en Frank. Windkracht 8 tot 10 en zeven centimeter regen of zo. We hadden ook kunnen kiezen voor de Alpen. Daar was het stralend weer maar er lag geen sneeuw. Nergens de perfectie waarvan je denkt dat die je toekomt. We zijn zo gewend ons leven in te richten, te plannen, te regelen, te maken, dat de ongrijpbaarheid van het weer een permanente ergernis is. We zien tegenwoordig een paar dagen van tevoren wat er te gebeuren staat, maar we kunnen er helemaal niets aan veranderen. Dat steekt. De hoop dat het morgen beter zal zijn, dat intrinsieke ouderwetse optimisme van toen we het weer moesten voorspellen door naar de lucht te kijken, wordt door de meerdaagse verwachting de grond ingeboord. Je moet je ziel in lijdzaamheid bezitten. Zoals de natuur haar ziel in lijdzaamheid bezit.
Het huis dat we in Ierland bewoonden ligt aan zee, en  in een meertje achter de strandwal had zich een zwanenpaar gevestigd, dat tijdens regenvlagen een beschutte oever zocht en op drogere momenten gezellig samen fourageerde, de veren poetste, de parasieten verwijderde. Het was een kalmerende aanblik. En mooi. Deinend. Elegant. Rustgevend. Ook in de wind. Ook in de regen. Ze bewogen zich opvallend vaak volkomen synchroon alsof ze op kunstzwemmen zaten. Het waren geen halftamme stadsparkzwanen tuk op oud brood, maar originele wilde zwanen. Ik houd het erop dat zijzelf elkaar nog niet al te lang geleden hadden gevonden met die aandoenlijke overgave en trouw zwanen eigen, en dat ze hun lange huwelijksleven samen hier begonnen. En of ze lang blijven of weer verder trekken: ze zullen goede herinneringen behouden aan het kalme meertje achter het strand – weet je nog? – behalve aan die natte stormachtige winter, weet je nog....
Je mag dieren geen namen geven, ik weet het, je mag ze niet vermenselijken. Je moet dieren in hun dier-zijn laten, maar toch dacht ik erover ze namen te geven. Lohengrin en Elsa. Misschien Jip en Janneke. Nee ik gunde ze een beter lot: Philemon en Baucis, die een lang en gelukkig huwelijk mochten afsluiten met een gezamenlijke dood.  
Toen we weggingen en afscheid namen van de zwanen en de regen citeerde ik Guido Gezelle: Zilverblanke zwanen, 'k groete u, 'k groete u met de groet des dichters, met eens menschen groet gebroederen, die gebroeders die gezusters ziet in u en kinders van den God die alles schiep dat iets is, zwanen twee beminde vrienden komt en wilt van mij gegroet zijn, zilverblanke zwanen 'k groete u. 
Delen:

Praat mee

onze spelregels.

avatar
0/1500
Bedankt voor je reactie! De redactie controleert of je bericht voldoet aan de spelregels. Het kan even duren voordat het zichtbaar is.

Altijd op de hoogte blijven van het laatste nieuws?

Maandag, woensdag en vrijdag versturen wij je alle informatie uit de radio en tv-uitzending en het laatste internetnieuws.