Mohammed Benzakour
© Fotograaf Roelof Pot
Wie mijn rubriek ‘Dagboek van een visser’ volgt in NRC weet dat eilanden al vanaf m’n kinderjaren aan mij trekken. Met mijn opblaasbare kajak trotseer ik woelige baren op zoek naar piepkleine rotseilandjes waar ik op allesverslindende zeemonsters jaag, zoals de barracuda.
Toen bij Natuurmomenten het idee ontstond om mij een poosje als een soort Robinson op de Marker Wadden te laten rondstruinen, aarzelde ik dus geen seconde. Uiteraard moest ik meteen denken aan Wolkers die op Rottumerplaat als een soort holbewoner met zwaaiende lichaamsdelen over het strand jakkerde en aan Bomans die als een bibberend marmotje in z’n tent wegkroop voor de wind en de meeuwen – alhoewel, de Marker Wadden zijn geen Rottumerplaat. Hier loop je dagjestoeristen en eilandwachters tegen het lijf en staan her en der bordjes met verboden en pijlen. Die barracuda kan ik dus mooi vergeten, al was het maar omdat het Markermeer zo zoet is als snoep.
Gelukkig had ik mijn verrekijker bij me: mijn 10x42 toverdoos.
Eerlijk gezegd heb ik het niet zo op eenden maar toen ik hier een wintertaling in de lens kreeg tuimelde ik bijna van m’n fiets. Dat verblindende metallic groen op zijn kont! Alsof-ie uit de Hermitage een groene smaragd roofde en in zijn achterzak verstopte. Ik kon niet stoppen met gluren, tot m’n nek verkrampte.
Of neem de baardmannetjes, overal uit het riet klinkt getinkel en geklinkel alsof er diamantjes op een marmeren vloer druppelen. Het tenue van ons nationaal voetbalteam vind ik bepaald niet de smaakvolste, maar oog in oog met het oranje hemdje van het baardmannetje val je op je knieën voor de Schepper.
Maar wie is toch die vrouwonvriendelijke nomenclaturist die de naam ‘baardmannetje’ bedacht? Alsof álle baardmannetjes uitsluitend uit mannetjes bestaan, tenzij ze natuurlijk, heel eigentijds, stuk voor stuk omgebouwde ex-nonbinaire exemplaren zijn.
En nog iets, dat ‘baard’, dat klopt ook niet helemaal. Die twee dikke zwarte repen aan weerszijden van het koppie doen mij niet aan een baard denken maar eerder aan de snor van Ted de Braak. Ted-de-Braakjes, ja, dat lijkt me een goede naam.
Maar och, wat een verrukkelijk vogeltjesparadijs is het daar toch. Rietzangers, kwikstaartjes, spreeuwen, sterns, kleine karekieten, alles vloog voorbij. Maar het allerleukste, was toch wel toen ik langs een drassig veldje liep en plotseling iets vanuit mijn ooghoek zag trippelen. Ik richtte m’n lens en zag een drietal mij onbekende vogeltjes in de grond pikken. Knalgele kop, zwarte ninja’achtige oogbanden, hazelnootbruin gestreept kostuumpje. Ik vroeg me af naar welk Braziliaans carnaval ze heen gingen. Ik probeerde ze thuis te brengen maar floep, dáár verdwenen ze alweer in de lucht. Meteen holde ik naar de eilandwachter en na enig snuffelwerk, met hulp van een Natuurmonumenten ecoloog, Bart de Haan, kwamen we tot de conclusie dat dit Geelgorsen waren. Op trektocht vanuit Scandinavië naar Afrika maakten ze hier een tussenlanding om bij te tanken. Een primeur op de Wadden, en dat op mijn naam - kijk, dat stemt een mens gelukkig.
Maar ’s avonds in bed dacht ik ineens: "Ho, wacht even, het was niet één primeur maar twee primeurs in één klap. Want ik weet zeker dat toen de Geelgorsen mij in 't oog kregen de ene tegen de andere fluisterde: "Zeg, is dat niet Mohammed, die rare vogel hebben we hier nog nooit eerder gezien!"
Maandag, woensdag en vrijdag versturen wij je alle informatie uit de radio en tv-uitzending en het laatste internetnieuws.