Alles verandert steeds. Zelfs tijdens de lockdown. De tijd verstrijkt. Dat is de natuur van de dingen.
Ik denk of hoop dat er ergens een bestemming is, een eindpunt. Een plek waar je kunt uitrusten en blij kunt zijn dat het af is, maar die is er natuurlijk niet. Het enige dat blijft is verandering. Ouders worden ouder, hun huizen worden verkocht. De tuin waarin ik opgroeide verdwijnt in de tijd. Mensen verdwijnen ook, nieuwe komen ervoor in de plaats. Nieuwe liefde, een nieuw gezin, nieuwe stemmen in huis. Er wordt weer piano gespeeld. Er wordt meer gezongen. Meer gelachen ook. Ik bak taart. ik werk niet veel helaas. De kip Trees verdween. De kip Bep ging dood. Gisteren begroeven de kinderen haar. De regenwormen hebben gewonnen van Bep, want overal rondom het gat in de grond vind ik ze. Ik hoop maar dat er daarom, ondanks alle katten, weer een zanglijster terugkomt dit jaar. Ze schijnen alweer te fluiten, maar hier helaas nog niet. De tuin verandert steeds met me mee. Ik heb de vlier gesnoeid en de druif gesnoeid. Bramen geplant, rozen, de zoveelste kamperfoelie. De takkenwal is bijgevuld, en elke dag voer ik de vogels met zonnepitten. Er is veel belangstelling. Vinken, de heggenmus, mezen, Vlaamse gaaien. Niet veel bijzonders, maar ik ben er blij mee, zo midden in de stad. Af en toe zie ik een boomklever, een grote bonte specht, staartmezen, een goudhaantje. Maar natuurlijk ook eksters, hout- , tortel-, en stadsduiven. Het blijft Amsterdam. De blauwe reiger, de achterburen hebben hem Gijs genoemd, weet de laatste overwinterende kikkers uit de vijver te peuteren. Op de postzegel van mijn tuin leeft er toch nog, en ondanks Gijs, behoorlijk veel. Dat komt vooral door het vijvertje. Er zit zich eigenlijk altijd wel iemand te wassen als ik naar buiten kijk. Vooral merels en spreeuwen zijn erg schoon op zichzelf. Ik laat ook graag dood spul en snoeiafval liggen of prop het tussen de struiken. Daar komen ook veel vogels op af gelukkig. Hardnekkig blijft er één fluorescerend roze roos bloeien. Dat is natuurlijk omdat het niet echt heeft gevroren, maar het blijft raar. Hoe lang houdt die roos het nog vol? Ik ga me nu maar verheugen op de terugkeer van de hommels, van de gierzwaluwen en tjiftjaf, op de zomerregen die valt terwijl er een merel fluit. Ik bereid me ook maar weer voor op het feit dat ook díe hommels weer doodgaan, de gierzwaluwen straks weer naar Mauritanië
vliegen en de merel zal zwijgen. Straks gaan we weer wandelen, varen in een fluisterbootje in de Weerribben of het Ilperveld. Misschien kamperen we wel weer op Vlieland, of gaan we zwemmen in het kanaal. Maar daarna vouwen we de tent weer schimmelig op, en is het kanaal weer steenkoud. Of ik hier nou blij van word of een beetje mismoedig, dat weet ik nog niet.