De coronacrisis leerde Kees Moeliker dat het anders kan en dat zelfs saaie gazons kunnen opfleuren. De directeur van Het Natuurhistorisch in Rotterdam richt zijn pijlen op de grasmaaier die veel te vaak spontane natuur in de stad en daarbuiten vermorzeld. Zo ook om de hoek van Het Natuurhistorisch waar een stukje vergeten tuin stond te bloeien. Na de column legt Kees uit wat daar gebeurd is.
Lees hier de gehele column:
Hij moet het met een eenvoudige gedenkplaat doen, maar als Edwin Beard Budding – de uitvinder van de grasmaaier – een standbeeld had gehad, dan was hij deze week vast en zeker van zijn sokkel getrokken. De grasmaaier, die kan echt niet meer. Gepatenteerd in Engeland 1830 als mechanische vervanger van de zeis, sikkel en grazende geiten, bracht de uitvinding uitkomst voor het millimeteren van golfbanen en voetbalvelden. Tegenwoordig is het een machine die elke vorm van wildgroei coupeert. Er zijn nu cirkelmaaiers, klepelmaaiers, zitmaaiers, robotmaaiers en – de ergste van allemaal – bosmaaiers, een soort staafmixer voor de moeilijke hoekjes. Vanwege het onuitroeibare ‘Alles Moet Kapot’ is er zelfs een in Amerika gepatenteerde motormaaier die via de uitlaatgassen een chemisch goedje vernevelt dat insecten doodt en, afhankelijk van het gifmengsel, ook ongewenste vegetatie uitroeit. Tel uit je winst.
Het maaien beperkt zich niet tot het gras van suffe gazons en speelweiden, nee ook bloemrijke bermen en braakliggende terreinen gaan onder het mes. Daar waar zich straatgras en andere flora tussen stoeptegels vertoont en maaimachines kansloos zijn, wordt zwaarder geschut ingezet: zogenaamd milieuvriendelijke stoomspuiten en – jawel – vlammenwerpers. Zelfs voor je eigen straatje of tuinpad zijn er de ‘Thermoflamm Bio Classic’ (op gas), de ‘Thermo Kill Trio’ (elektrisch), en de ‘Green Power Evolution’ (ook elektrisch). De strijd tegen alles wat zich boven het maaiveld vertoont, is big business en dat allemaal onder het mom van ‘groenbeheer’.
De coronacrisis leerde mij dat het anders kan en dat zelfs saaie gazons kunnen opfleuren. Vanuit mijn vrijwillige isolatie in het Natuurhistorisch Museum, waar ik werk, kijk ik uit op het Rotterdamse Museumpark. Daar werd vlak voor het paasweekend een hek omheen gezet, omdat de picknick- en andere coronaparty’s niet meer te handhaven waren. De trieste aanblik van een stadspark zonder mensen veranderde opvallend snel in een park met bloemrijk grasland. Doordat ook de motormaaier wegbleef, bloeiden de madeliefjes en paardenbloemen op tot een ongekende oppervlaktedekking. Ze stonden overal, dicht opeen en het gonsde er van de wilde bijen en zweefvliegen. Toen begin juni de coronamaatregelen versoepelden, de musea weer openden en het hek verdween, werd het gras met bloemen en al gemaaid. Alles was weer ‘zoals het hoort’ – kort en netjes – ongetwijfeld volgens een door de gemeentelijke groenbeheerders goedgekeurd maaiprotocol.
Positieve uitzonderingen daargelaten, vermorzelt de grasmaaier nog veel te veel spontane natuur in de stad en daarbuiten. Waar stadsbewoners, bioboeren en ecologen de handen ineenslaan om de biodiversiteit naar een hoger plan te tillen, volharden groenbeheerders in achterhaalde ideeën hoe parken, tuinen, bermen en slootkanten er uit moeten zien. Het is tijd voor verandering. Weg met de grasmaaier!