Zomaar wat zomernieuws: alles staat in brand; in de Middellandse Zee wordt de vis levend gekookt. ‘Nergens ter wereld sterven diersoorten sneller uit dan in Australië̈’, meldde de NOS. In Nederland is de fijnspar op sterven na dood, meldde diezelfde omroep. De gierzwaluwen hebben ons verlaten, het enige dat buiten nu nog giert, zijn grote wolken wespen om je glas limonade. Zomaar wat zomernieuws: alles staat in brand; in de Middellandse Zee wordt de vis levend gekookt. ‘Nergens ter wereld sterven diersoorten sneller uit dan in Australië’, meldde de NOS. In Nederland is de fijnspar op sterven na dood, meldde diezelfde omroep. De gierzwaluwen hebben ons verlaten, het enige dat buiten nu nog giert, zijn grote wolken wespen om je glas limonade.
Fijne dag verder.
Je kunt dus maar beter binnenblijven, maar om mezelf te troosten moest ik er toch op uit, om te zien welk moois er nog wél te beleven valt. In Arnhem, waar ik deze week verbleef - die prachtstad waar de natuur van afdruipt, van het monumentale park Sonsbeek tot aan de muren van het net heropende gemeentemuseum.
Ik leerde er die natuur van een onvermoede kant kennen. Daarvoor moest ik wel naar de overkant fietsen, de lange, hoge brug op. Daar, aan de oevers van de Rijn, ligt een mooi uiterwaarde-gebiedje voor nattere tijden. Kans dus op ijsvogels, en daar mag je me toevallig altijd voor wakker maken.
Met de kijker op de borst en het hoofd vol verwachting liep ik er rond, om me heen spiedend over de velden en de rietkragen langs het water. Ik was niet de enige natuurminnaar. Over de zanderige paden fietsten traag mannen me tegemoet. Een bepaald soort mannen: wat ouder, met gestreept, mouwloos zomerhempje op opbollende buikjes, badslippers aan en korte broek. Veel droegen een snor onder een petje en een fietstas aan de bagagedrager waar een puntje handdoek uitstak. Niet allemaal: er passeerde ook een jongere man met kinderzitje achterop.
Ze groetten me nauwelijks, maar ach: vreemde vogels zie je wel vaker in de natuur. Ze wisten duidelijk iets dat ik niet wist. Ze sloegen dezelfde zandpaadjes in, naar de rietkraag. Daar communiceerden ze ook al met weinig woorden, soms een enkel knikje. Ineens zag ik enige opwinding. Ze zullen toch niet een ijsvogel...?, dacht ik jaloers aan de overkant van het veld. Ik greep mijn kijker om een glimp van hun geluk op te vangen. En toen pas zag ik wat deze mannen trok: stokstaartjes!
Die ontblote, harige lijven uitstekend boven het riet. Typisch stokstaartjes: die hangende voorpootjes op buikhoogte. Het snuffelen bij de toenadering van soortgenoten; die onbewogen blik waarmee ze om zich heen spieden terwijl in ietsje zuidelijker zones een natuurbrandje smeulde. Langzaam drong de naakte waarheid van die ontdekking tot me door. Dat had ik weer: met mijn neus in de boter was ik getuige van paringsrituelen zoals je die zelden ziet in de natuur. Ik zag álles, op klaarlichte dag. Kijk: dankzij mijn nieuwe topkijker zag ik loepzuiver de kleine stokstaartjes recht overeind staan. Had ik opwinding moeten voelen? Ik merkte enkel ongemak.
Wat ik bij vogels kijken nooit heb, had ik wel bij de stokstaartjes: ik voelde me een ongenode gast. Van vergulde vogelkijker in de vrije natuur naar goedkope gluurder in de Tuin der Lusten. Beschaamd droop ik af en koos ik het hazenpad. Op de bramenstruiken jubelden wat kneutjes en een roodborsttapuit om mijn afgang. Elk moment kon de Vieze Man van Kees van Kooten opduiken in grijze regenjas: ‘Daar liggen d’r twee...’.
En die ijsvogel, die was ik allang vergeten. Eenmaal thuis nestelde ik me tussen wat laatste kwijnende fijnsparren en likte ik de wonden van het wespennest waarin ik mijn hand zojuist had gestoken. Toen pas rees het troostende besef: de natuur mag op sterven na dood zijn, in Arnhem is nog volop leven.
Meer over:
columnMaandag, woensdag en vrijdag versturen wij je alle informatie uit de radio en tv-uitzending en het laatste internetnieuws.