Bibi Dumon Tak
© Fotograaf Koos Breukel
Tijdens de Eerste Wereldoorlog nam een Canadese luitenant een zwarte beer als mascotte mee naar Europa. Hij noemde haar Winnie. Naar de stad Winnipeg die hij moest achterlaten. Naar de stad die hij misschien nooit meer terug zou zien. Het was een welpje. Luitenant Colebourn nam haar in 1914 mee als kameraadje voor zijn soldaten. Bij aankomst in Engeland was Winnie gegroeid en waarschijnlijk realiseerde Colebourn zich toen dat een beer in een loopgraaf geen overlevingskansen had. Nog voordat hij samen met zijn mannen vanuit Engeland naar Frankrijk zou overvaren droeg Colebourn Winnie daarom over aan de Britten. Die brachten haar naar de London Zoo waar ze als oorlogsbeer met open armen werd ontvangen. Ze werd een attractie.
Op een dag stond er een jochie met een teddybeer onder zijn arm voor haar kooi. Hij zei tegen zijn vader: ‘Vanaf vandaag noem ik mijn beer Winnie.’ Die vader was de wereldberoemde schrijver A.A. Milne. De op zijn beurt weer moet hebben gedacht: en de beer waarover ik ga schrijven noem ik ook Winnie. Winnie the Pooh.
Zoals Winnie waren er vele dieren die in de oorlog dienden. De Poolse beer Wojtek, bijvoorbeeld, de Britse kat Simon en de Noorse hond Bamse. Er waren dieren die werkten als postduif, als speurhond, als lastdier, als mijnenzoeker onder water. Maar vooral waren ze er om te troosten, als mascotte, als kameraad voor de soldaten, omdat een dier nu eenmaal niet oordeelt en je nooit verraadt. Omdat een dier de onschuld met zich meedraagt onder zijn veren of vacht.
En aan die onschuld moet ik nu steeds denken bij het zien van al die Oekraïeners die hun land proberen te ontvluchten. In plaats van de dieren er in de een of andere dienende rol heen te brengen, nemen deze mensen ze juist mee. Onder hun arm, op schoot. Gewikkeld in een deken, stellen ze hun kameraden in veiligheid. Liever de hond of de kat mee, dan een extra tas. Want de onschuld laat je niet sneuvelen, integendeel die onschuld heb je nodig om zelf overeind te kunnen blijven.
Dus toen ik van de week na het uitlaten van de honden mijn sleutel in de voordeur stak en vanuit mijn ooghoek vier vrouwen met kinderwagens mijn richting uit zag komen wist ik zeker dat het de families moesten zijn waarover ik eerder al had horen praten. Dit waren geen wandelaars of toeristen. Dit waren vrouwen die maar wat liepen. Die weliswaar hun kinderen bij zich hadden, maar hun mannen misten. De ontheemdheid droegen ze in hun pas.
Ik ging naar hen toe. ‘Oekraïne?’ Vroeg ik. Ze knikten.
‘Aai maar,’ zei ik tegen de kinderen, terwijl ik naar mijn honden wees. En de honden deden wat ze moesten doen: ze boden zich aan. Duwden hun koppen in kleine kinderhanden. En de kinderen begrepen op hun beurt direct wat de bedoeling was en begroeven hun handen en gezichten in die wachtende vachten. De vrouwen glimlachten en zeiden: ‘sobaka’. Waaruit ik opmaakte dat sobaka hond betekende in het Oekraïens. En de kinderen zeiden hen na: Batka, batka.
Verder dan het uitwisselen van onze namen voerde ons gesprek niet, wat niet gaf, want de honden waren onze tolken. Ze deden ongezegd hun werk. Zoals alle dieren in oorlogstijd dat al decennia lang doen.
Eenmaal weer thuis zocht ik wat Oekraïense woorden op in google translate. Voor als ik de vrouwen en hun kinderen weer zou tegenkomen. En ik zocht ook de woorden sobaka en batka op. Sobaka betekende hond. En batka was vast en zeker het kinderwoord voor hond. Maar bij google translate betekent batka iets anders.
Daar betekent het vader.
Maandag, woensdag en vrijdag versturen wij je alle informatie uit de radio en tv-uitzending en het laatste internetnieuws.