Een uitgebreide studie naar het voorkomen van kleine marterachtigen in vier gebieden rondom Deventer leverde het opvallende resultaten, onder andere dat de hermelijn slechts één keer gezien is. Het verdwijnen van kleinschalig landschap met hun specifieke habitat heeft waarschijnlijk geleid tot het verdwijnen van kleine marterachtigen uit grote delen van Nederland.
Onderzoek marterachtigen
Ecologisch adviesbureau Silvavir voerde het onderzoek naar kleine marterachtigen uit tussen oktober 2016 en augustus 2017 in opdracht van de Zoogdiervereniging en met financiële steun van het Prins Bernhard Cultuurfonds. Met onderzoeksinstrumenten speciaal gericht op onderzoek naar wezel en hermelijn onderzocht het bureau 64 locaties in vier gebieden rondom Deventer.
Marterboxen voor verspreidingsgegevens
Doel van het onderzoek was om verspreidingsgegevens te verzamelen, en de resultaten van kleinschalige en grootschalige landschappen met elkaar te vergelijken. Voor de studie is een combinatie van marterboxen en nestkasten gebruikt. In alle onderzochte gebieden werden deze in dezelfde aantallen en op dezelfde manier ingezet. Marterboxen bevatten wildcamera’s om wezels of hermelijnen te detecteren; nestkasten hebben een inloopbuis met een sporenplank waarop de dieren prenten achterlaten. Met behulp van deze prenten kunnen de soorten gedetermineerd worden.
Weinig bunzingen en hermelijnen
Wezels zijn van de kleine marterachtigen verreweg het meest aangetroffen: op 9 van de 64 onderzoekslocaties, plus één aanvullende zichtwaarneming. Van bunzing en hermelijn zijn slechts incidentele gegevens verkregen: bunzing op één van de 64 onderzoekslocaties, plus één aanvullende zicht- en één sporenwaarneming; hermelijn op geen van de onderzoekslocaties, maar wel één zichtwaarneming.
Alleen hermelijn en bunzing in Gooiermars
Eén van de kleinschalige onderzoeksgebieden, de Gooiermars, spingt er wat onderzoeksresultaten betreft uit: alleen daar werden hermelijn en bunzing aangetroffen. De Gooiermars kenmerkt zich door kleinschalig landschap met grotere oppervlaktes natte en schrale natuurgraslanden, rietlanden, loofbosjes, houtsingels, knotwilgen, hagen, struwelen, extensieve begrazing en een van recreatie geïsoleerde ligging. Dit type landschap is in grote delen van Nederland verdwenen met als gevolg dat wezel en hermelijn hier vermoedelijk ook niet meer voorkomen.