Soms is het maaien van bermen op een aantal plekken vanwege de verkeersveiligheid toegestaan, onder strikte voorwaardes. Volgens Bibi Dumon Tak gaan goedkope maaibedrijven daar te losjes mee om.
Lees hier de gehele column:
Natuurlijk is het niet de bedoeling dat de ene Vroege Vogelcolumnist het onderwerp van de andere Vroege Vogelcolumnist overneemt. Dat het een zondagochtendvervolgserie wordt met om beurten Dolf, Kees, Jelle, Saskia, Dolf, Remco en Jean-Pierre aan het het woord. Dat zou een dolle boel zijn. Maar ik ga toch een keer een uitzondering maken.
Die grasmaaier waar Kees Moeliker het twee weken geleden over had die onder andere zijn stadsreservaatje naar de andere wereld hielp, daar wil ik het nog eens over hebben. Want niet alleen in Rotterdam was het de afgelopen weken raak, ook een plantsoen in Amsterdam moest eraan geloven en de vlindertuin in Hoensbroek ligt er inmiddels ook gekortwiekt bij. Waarschijnlijk heeft iedere gemeente zo haar eigen groenarmageddon te betreuren.
Op al die kamikaze-acties volgen steevast excuses. Het zou niet meer gebeuren, de maaier in kwestie was nieuw, dus, in het vervolg letten we beter op.
Dat ene zinnetje, de maaier in kwestie was nieuw, verwoordt het hele probleem. Het lijkt namelijk wel of Nederland overspoeld wordt door nieuwe maaiers. Waar ik ook kom, overal zie ik gemaaide bermen, of zal ik van ploegen spreken? De maaiarm verdwijnt hier en daar zo diep de bodem in dat alles wat groeit en bloeit met wortel en tak wordt uitgeroeid.
Het maaien van bermen is op een aantal plekken vanwege de verkeersveiligheid toegestaan. Het schijnt soms wel eens goed te zijn voor de diversiteit van het een of ander. Maar niet voor de vogels in het broedseizoen. Na zo’n maaibeurt in mei liggen de bermen vol met gehakselde eitjes en onthoofde vogels. De klachten die ik indien worden doorgeschoven van de ene ambtenaar naar de andere, tot ik uiteindelijk antwoord krijg, u voelt hem al aankomen: Excuses, het betrof een nieuwe maaier.
Drie weken geleden stond ik langs een boerenweggetje weer eens verbijsterd naar een verwoest nest te kijken. De verkeersveiligheid was nergens in het geding en toch had de maaier met zijn machine meer dan vijf meter bermlandschap verhakseld. Er kwam toevallig iemand van het waterschap voorbij.
‘U moet ik even hebben,’ zei ik. Hij stapte uit. Ik wees hem op de vermalen eitjes met struif dat nog vers langs de schalen droop, een eendje en een woerd liepen er in paniek omheen.
‘Tussen 15 maart en 15 juli,’ zei ik wijzend op de catastrofe die even daarvoor had plaatsgevonden, ‘mogen de bermen volgens de wet natuurbescherming niet op deze schaal worden gemaaid.’ De man in kwestie schrok.
Hij zei, en houd u zich maar weer vast aan iets stevigs: ‘Dit had inderdaad nooit mogen gebeuren. We hebben een nieuwe maaier en die komt uit Kampen.’ Ik heb bij thuiskomst even op de routeplanner van de ANWB gekeken en die vertelde me dat er 107 hele kilometers lagen tussen de betreffende berm en het stadje Kampen. ‘Hij was het goedkoopst,’ ging de waterschapsman onthutst verder.
Vorige week was het opnieuw raak. Alle bermen kaal geschoren door alweer een nieuwe maaier. Ik telde een versneden haas, een versnipperd waterhoentje en een eendje dat toegetakeld naast haar volle nestje lag. Ik heb staan huilen. Om het eendje en haar nest in de eerste plaats. Maar daarna om de onwil van de opdrachtgevers die, alsof het om de tarieven van energiebedrijven gaat, telkens weer overstappen op de goedkoopste maaibedrijven.
Het maaien van bermen is soms misschien nodig, maar niet tot in de slootkanten tijdens het broedseizoen. Daar zitten dieren die niet vluchten. Die juist ineen duiken omdat ze door de evolutie wel weten om te gaan met roofdieren, maar niet met messen die alles vinden wat voor hen wegduikt.
Weg met de grasmaaiers, zei Kees Moeliker twee weken geleden, en ik voeg daaraan toe:vooruit met de geit.