Afgelopen week kwam mij midden op het fietspad een hondje tegemoet. Het was oud. Zijn oogjes waren blauw van de staar en hij liep wat stijf als een marcherend soldaatje. Tijdens onze begroeting, ik was al van mijn fiets gestapt, richtte hij zijn kopje op naar de takken hoog boven me. Alsof daar mijn stem ergens hing.
‘Hij is al vijftien,’ zei het baasje dat naast me was komen staan. Het hondje deed me denken aan alle oude honden die ik had gekend en hoe ik veel meer van hen hield dan van puppy’s die maar bleven stuiteren en in je schoenveters beten. Iemand vroeg me eens: waar zou je liever willen werken: in een peuterspeelzaal of in een verzorgingstehuis? Dat was de makkelijkste vraag die ik in tijden had gehad. In een verzorgingstehuis natuurlijk! Waarom, had diegene gevraagd. Omdat peuters geen verhalen hebben, en ouderen wel, antwoordde ik. En als die ouderen niet meer in staat waren hun verhalen te vertellen zaten die verhalen wel onder hun huid, snap je? De vragensteller snapte het.
Maar dan weer even terug naar het oude hondje dat mij midden op het fietspad tegemoet was komen lopen. Ik dacht: waarom moet alles altijd jong zijn? Waarom wordt alles waar nog rek in zit zo verheerlijkt? Waarom? Wat hebben jonge mensen mij meer te vertellen dan oudere, behalve het verhaal van een toekomst die nog niet is waargemaakt?
Toen ik weer op mijn fiets stapte en zag hoe het hondje zijn weg behoedzaam vervolgde moest ik van alle oude honden die ik heb gekend vooral denken aan Max. Toen ik Max leerde kennen had hij zijn jonge en middelbare jaren al achter de rug. Ooit was hij natuurlijk de God van het speelveld geweest, maar toen ik hem voor de eerste keer zag waren zijn poten al gekromd. Zijn pas was onregelmatig en soms liep hij zomaar een andere richting op en dan moest je nog een sprintje trekken om hem in te halen. Want doof, dat was hij inmiddels ook.
Of het niet tijd werd voor een spuitje, vroeg iemand ons een keer tijdens een wandeling. Ze versperde samen met haar jonge hond het pad waarop wij liepen. Zover zou zij het niet laten komen met haar hond, verzekerde ze ons. Max stond erbij te kwispelen. Die vrouw was vast zo iemand die liever een kinderwagen duwde dan een rolstoel. Iemand die meer van verwachting hield dan van geschiedenis.
We moeten Max nu al een tijdje missen. We missen zijn waardigheid die hij tot op het laatst behield. We missen zijn grijze gebeeldhouwde kop. We missen het verhaal van zijn leven dat hij in zich meedroeg, van kleine pup tot oudste strijder van het veld. Hij kreeg uiteindelijk zijn spuitje. Maar pas toen hij het zelf had aangegeven, in zijn eigen hondentaal.
Afgelopen week stuurden zijn baasjes me weer eens een foto van hem. Bij het zien van Max maakt zich steevast een zachte droefheid van mij meester. Maar dit keer niet. Want direct daarna stuurden zijn baasjes me een tweede foto toe. Beiden stonden voor een grote poster van de GGD waarop een arm was getekend met daarop een pleister. Ik maakte eruit op dat ze zelf ook een spuitje gekregen. Ik was even vergeten dat ze oud genoeg waren om nu al aan de beurt te zijn voor het spuitje dat ervoor zorgt dat de verhalen van onze levens nog lange tijd verteld kunnen worden. Spuitjes die ervoor zorgen dat ik nog tot in lengte van dagen nieuwe foto’s van de oude Max op mijn telefoon zal vinden.
Wanneer ik zelf een spuitje krijg? Geen idee, maar tot die tijd zal ik blijven luisteren naar verhalen en voor zover dat lukt er zelf een vertellen.