De adder is onze enige inheemse gifslang. In het Dwingelderveld barst het van de adders vanwege het enorme gedeelte natte hei, dat de laatste jaren is uitgebreid. Adders komen voor in natte heide- en hoogveengebieden en soms ook op open plekken in bossen. En deze slang is weliswaar giftig, maar hij is niet agressief.
Op hun hoede
Adders tongelen: door snel hun tong in en uit hun bek te steken, ‘proeven’ ze de geuren van de omgeving. Ook kunnen ze de trillingen van voetstappen op een afstand van 5 meter al voelen. Daardoor weten ze vaak al dat je eraan komt en kunnen ze op tijd wegschieten. Je zult daarom niet snel een adder tegenkomen.
Milouska gaat op pad met adderexpert Johann Prescher. Hij is zowel boswachter van Natuurmonumenten in de Wieden-Weerribben als lid van de Werkgroep Adderonderzoek Nederland (WAN). Als kind was hij al gefascineerd door de gifslang. Prescher probeert de individuele slangen uit elkaar te houden door te kijken naar de koptekening. Hij gebruikt hiervoor de zogeheten ‘kopschildformule’. Dit is een soort vingerafdruk van de adder.
Gifslang
De adder is onze enige inheemse gifslang. De andere slangen die in Nederland voorkomen, de ringslang, de gladde slang en de Russische rattenslang, zijn niet giftig. De adder is het beste te herkennen aan een zigzag-tekening op de rug en een verticale pupil. De adder is klein en stevig met een korte staart. De slang wordt maximaal 75 centimeter lang en is geelbruin tot donkergrijs van kleur.
Zowel de adder als de levendbarende hagedis, die ook in het Dwingelderveld voorkomt, lijkt haar jongen levend ter wereld te brengen. Niets is minder waar, want de jongen worden wel degelijk groot in een eischaal. Het vrouwtje heeft de eieren na de bevruchting in het lichaam vastgehouden om ze goed warm te kunnen houden. Wanneer de embryo’s zover zijn ontwikkeld dat ze zelfstandig kunnen overleven, worden de eieren gelegd. De eivliezen breken en de jongen komen naar buiten.