Er zwemmen in de Europese Atlantische wateren zo’n anderhalf miljoen walvissen, bruinvissen en dolfijnen. De laatste jaren is dit aantal naar schatting constant gebleven. Dat blijkt uit
SCANS-III
, een grootschalig onderzoek naar de aantallen en verspreiding van zeezoogdieren.
Samen met negen andere Europese landen werkte de Universiteit Wageningen aan dit onderzoek mee. ‘Het was best een gedoe om te organiseren’, zegt projectleider Steve Geelhoed. ‘Om het onderzoek te doen gebruikten we zeven vliegtuigen, drie schepen en werden zo’n 50 waarnemers ingezet. Het was een bijzondere Europese samenwerking.’
Beschermen
Het eerste SCANS-onderzoek werd uitgevoerd in 1994, de tweede in 2005. In juni vorig jaar gingen de onderzoekers voor de derde keer met het blote oog op zoek naar zeezoogdieren in de Noordzee en aangrenzende wateren. Dit deden ze vanaf een schip of turend vanuit een vliegtuig. Volgens Geelhoed is het heel nuttig om de aantallen te controleren. Als je deze hebt, kan je ze namelijk beschermen, zowel op nationaal als op internationaal niveau.
Aantal stabiel gebleven
De onderzoekers keken naar de aantallen en naar de verspreiding van zeezoogdieren. In de Nederlandse wateren komen dwergvinvissen, witsnuitdolfijnen en bruinvissen het meest voor. Deze aantallen zijn de afgelopen jaren stabiel gebleven.
Verspreiding van leefgebied
Wel veranderde het leefgebied. Zo schoof het leefgebied van de bruinvis op van het noorden naar het zuiden van de Noordzee. Ook de witsnuitdolfijn zakt steeds meer zuiderlijk. Volgens Geelhoed heeft dit waarschijnlijk te maken met het voedselaanbod. ‘De bruinvis is op zoek naar klein voedsel en vette vis. Waarschijnlijk is hiervan meer in het zuiden van de Noordzee te vinden.’