Boerenlandvogels fors teruggelopen sinds 1960
• 27-03-2017
• leestijd 3 minuten
© Zomertortel. Foto: Rob Buiter
Sinds 1960 is het aantal boerenlandvogels met 60 tot 70 procent teruggelopen. Meer dan tweeënhalf miljoen broedvogels zijn in ruim vijftig jaar verdwenen. Er is een sterke terugloop van patrijzen, veldleeuwerik, zomertortels en grutto's. Het aantal ganzen is in dezelfde tijd meer dan vertienvoudigd. Dit meldt het CBS op basis van nieuwe analyses, samen met Sovon Vogelonderzoek Nederland.
Achteruitgang boerenlandvogels
De afname van het aantal boerenlandvogels is weliswaar afgevlakt, maar van herstel is nog geen sprake, ondanks alles wat er de laatste jaren is gedaan op het gebied van agrarisch natuurbeheer. De boederlandvogelindicator laat zien dat het aantal broedparen achteruit is gegaan van naar schatting 4 miljoen naar ruim 1,5 miljoen. De afname van broedvogels is zichtbaar in heel Europa. Volgens cijfers van de European Bird Census Council verdwenen sinds 1980 maar liefst 300 miljoen broedparen uit het Europese boerenland.
© Bron: CBS, Sovon
Toename ganzen
Grote groepen ganzen bepalen tegenwoordig het vogelbeeld in agrarisch gebied. Het aantal kolganzen, brandganzen en grauwe ganzen, maar ook nieuwkomers zoals de Canadese ganzen en Nijlganzen is sterk gestegen. De ganzen horen niet tot de boerenlandvogels omdat ze worden beschouwd als watervogels of niet inheems zijn. Ze gebruiken het boerenland niet om te broeden maar vooral om te foerageren. In januari 2014 telde Nederland 2,4 miljoen ganzen. Dat zijn er tien keer zoveel als in 1975. Enkele ganzensoorten broeden nu ook in Nederland.
© Bron: CBS, Sovon
Herinrichting landschap
De laatste twintig jaar is meer dan 1 200 vierkante kilometer landbouwgrond onttrokken voor onder andere woningbouw, bedrijventerrein en wegaanleg. Daarvoor, in de jaren vijftig, begon de ruilverkaveling en met het opschalen van de percelen veranderde het landschap. In sommige gebieden werd de slootlengte met meer dan 90 procent teruggebracht. Nadien werden nieuwe drainagetechnieken toegepast en is het waterpeil verder omlaag gebracht. Oneffenheden in het landschap werden geëgaliseerd.
Sinds de jaren vijftig is de biodiversiteit in het agrarisch landschap veranderd. Daarnaast werden andere gewassen geteeld, zoals de ‘mesttolerante mais’. Hiermee veranderde het voedselaanbod voor broedvogels. Er verdwenen sloten als perceelafscheiding. Omdat ook heggen en bomensingels zijn weggehaald, was er voor boerenlandvogels minder plek om in struiken en bomen te broeden.
Meer bemesting en hogere maaifrequentie
In de jaren zeventig en tachtig is steeds meer mest op het land gebracht en is een zeer snelgroeiende grassoort geïntroduceerd. De diversiteit aan kruiden is verdwenen. Tegelijkertijd verminderde het aantal insecten die als voedsel dienden voor veel vogelsoorten en opgroeiende weidevogelkuikens. De laatste tien jaar ontstonden zogenoemde ‘grasakkers’. In de jaren zestig werd het gras vaak maar één tot twee keer gemaaid, tegenwoordig zijn er percelen die in één seizoen vijf of meer keer worden gemaaid.
Uit studies van onder andere de Universiteit Groningen blijkt dat bij intensiever maaien nesten en opgroeiende kuikens verdwijnen. De kuikens die dit overleven groeien vervolgens op in strak geschoren graslanden met weinig dekking en weinig voedsel. Ze zijn daardoor in slechte conditie en een gemakkelijke prooi voor predatoren. De invloed van de toename van predatoren in de laatste tientallen jaren kan niet los worden gezien van de intensivering in de landbouw.
Draagkracht
Omdat de grasproductie is verhoogd en het groeiseizoen is verlengd, is er voor ganzen óók in de winter veel energierijk voedsel te vinden. Dit zorgt ervoor dat er meer ganzen in Nederland verblijven. Voor de boerenlandvogels is juist draagkracht verloren gegaan omdat zij minder voedsel hebben en een verhoogde sterfte ondervinden.