Nergens kun je zo dichtbij een aalscholverkolonie komen als in het Naardermeer, waar je de vogels vanuit een kijkhut ongestoord kunt bespieden. Het is een van de oudste kolonies van ons land.
De aalscholvers in het Naardermeer leven daar sinds de Tweede Wereldoorlog. Dat heeft niet zozeer met de oorlog te maken als wel met de inpoldering van het IJsselmeer. Rond 1942 werd de Noordoostpolder drooggemaakt, en zochten de daar broedende aalscholvers een nieuwe plek. Dat werd het Naardermeer. Daar zitten nu zo’n 600 à 700 broedparen.
In heel Nederland gaat het om 20.000 tot 25.000 broedparen. Dat het zo goed gaat met de aalscholver mag een wonder heten, want er is in de vorige eeuw flink jacht gemaakt op deze indrukwekkende watervogel.
Volgens vissers eet hij al hun vis op, maar aalscholverdeskundige Mennobart van Eerden bestrijdt dat: aalscholvers produceren een braakbal per dag, en daaruit kun je precies opmaken wat de vogel heeft gegeten. En dat zijn nooit de commercieel interessante soorten, maar vis als pos, blankvoorn en spiering, aldus Van Eerden.
Slangendans
Aalscholvers leven in kolonies omdat dat veiliger is, maar het gaat in wezen tegen hun natuur in: ze zijn liever individualistisch. Aan de paarvorming gaat dan ook een indrukwekkende slangendans met kronkelende halzen vooraf: de vogels moeten leren elkaar te verdragen.
Aalscholverkuikens zijn erg kwetsbaar, Uit een aalscholverei – een opmerkelijk torpedovormig ei, net als de vogel zelf - komt eigenlijk geen kuiken maar een embryo. De aalscholver legt haar eieren in feite te vroeg, als ze nog te klein en niet af zijn. Toch is dat evolutionair voordeliger dan langer rondvliegen en moeten duiken met een zwaar ei in haar lijf.
Vleugels wijd
De bekendste positie van de aalscholver is misschien wel zittend, met z’n vleugels uitgespreid. Vroeger dacht men dat ze dat deden omdat ze geen olie op de vleugels hadden en dus moesten opdrogen na iedere duik. Inmiddels denkt de wetenschap er toch anders over, want aalscholvers hebben wel degelijk een vetklier.
Mogelijke theorieën:
Ze persen alle lucht uit hun veren om opzettelijk drijfnat te worden zodat ze dieper kunnen duiken. Daarna moeten ze dus wel opdrogen.
Ze warmen de koude klomp vis in hun buik op.
Ze imponeren.
Deskundigen zijn er nog niet uit, maar indrukwekkend blijft ‘t!