Britse thriller en vehikel voor Mark Strong oogt flets en onbezield.
De man die er alles voor over heeft om zijn zieke vrouw te genezen is in fictie een vaak opgevoerde katalysator van de plot. Terwijl de tijd doortikt zoekt de wanhopige man naar allengs indringendere oplossingen, met gruwelijke escalaties tot gevolg. Mark Strong (Kingsman: The Secret Service, 2014) speelt in Temple de gereputeerde chirurg Daniel Milton, die niet met lede ogen wil toezien hoe de gezondheid van zijn terminale vrouw Beth (Catherine McCormack) verslechtert. Zodoende richt hij een geheime kliniek op onder het Londense metrostation Temple, waar hij criminelen behandelt die hem kunnen helpen bij zijn onderzoek naar een geneesmiddel voor zijn echtgenote.
In de eerste aflevering oogt het evenwel alsof Beth al is overleden. Tijdens de uitvaartdienst krijgt Milton een telefoontje dat er een patiënt onderweg is naar zijn illegale kliniek. De chirurg sommeert de gelegenheidsambulancier Lee (Daniel Mays), die Milton heeft geholpen met de bouw van de medische praktijk, om de crimineel die hij vervoert naar een regulier ziekenhuis te rijden. Zijn verzoek wordt niet gehonoreerd, en zodoende moet Milton ervandoor, om met spoed een milt te verwijderen. Als de patiënt uren later herstellende lijkt, glijdt hij uit (een nogal koddig tafereel), waarop hij nogmaals geopereerd dient te worden.
Maar er is niet meer genoeg bloed voorradig, waarop Milton besluit medisch researcher Anna Willems (Carice van Houten), een vriendin van zijn vrouw, naar de ondergrondse behandelingsruimte te lokken – zij heeft bloedgroep o-negatief; zij kan hem met haar bloed van dienst zijn. Later in de aflevering zien we hoe Willems zich tegen wil en dank ontpopt als Miltons handlanger, en dat Beth nog leeft; ze is een van de patiënten in de kliniek (haar dood is gefingeerd omdat Milton zijn vrouw anders niet zelf kon behandelen). Oftewel, Milton heeft genoeg motieven om voor god te blijven spelen in zijn kerkertje.
Tegelijkertijd schakelen de makers naar de opmaat van het verhaal, voordat Beth door haar ziekte verankerd zat aan een ziekenhuisbed. Want, zoals gezegd, Milton werd niet ineens een monster. Dat ging geleidelijk, stap voor stap. Hij is een antiheld in de traditie van Dexter en Tony Soprano. Hoewel Mark Strong niet kan voorkomen dat zijn personage fletser oogt dan de seriemoordenaar en de maffioso. Vooral zijn baritongefluister – dat duister en unheimisch moet overkomen – krijgt op een gegeven moment een tenenkrommende lading; hij is immers Batman niet. Bovendien weten de makers niet met een lumineus argument te komen waarom je als kijker sympathie moet hebben voor Beth.
Zeker in de eerste twee afleveringen zien we nauwelijks iets van tekenen van diepgaande liefde tussen de twee die de offers die Milton maakt moeten legitimeren. En televisiedrama’s excelleren toch bij de gratie van sympathie en empathie voor de hoofdpersoon, ondanks zijn of haar soms afschuwelijke handelingen en denkbeelden. In Temple ontbreekt dat, de thriller is in die zin kleurloos; onbezield. De doodsteek voor veel van dit soort titels is toch dat ze een formule volgen die – zie ook Breaking Bad – intussen al op zijn retour is – hoewel er van Temple een tweede seizoen is aangekondigd.