De scenaristen presenteren een verhaalwereld die rijk is aan details, en waarin voortdurend wordt verwezen naar het fantasierijke karakter van onze dromen.
Tabula rasa is Latijn voor ‘onbeschreven blad’. De term verwijst naar de theorie dat mensen worden geboren als lege hulzen, en dat ze vervolgens kennis vergaren door te zien en door te ervaren. Het is een goedgekozen titel voor deze Vlaamse serie, die het afgelopen najaar in première ging op de Belgische televisie en nu is aangekocht door Netflix. In de negendelige reeks is het geheugen van de hoofdpersoon Annemie D’Haeze (Veerle Baetens) poreus en vaak afwezig. Het verhaal weerspiegelt haar brein: een legpuzzel waarvan de stukjes – speelse aanwijzingen - langzaam maar zeker een groter geheel vormen.
Annemie heeft last van geheugenverlies: de toedracht van haar aandoening blijft aanvankelijk in het ongewisse. Ze is in een gesloten instelling geplaatst, waar de politie haar wil bevragen over de vermissing van ene Thomas de Geest. Normaliter zijn arts en agent elkaars vijanden in dit soort zaken, maar ditmaal krijgt de rechercheur (Gene Bervoets uit Spoorloos) voorrang en blijven Annemie’s moeder Rita (Hilde van Mieghem) en liefdespartner Benoît (Stijn van Opstal) achter in de wachtruimte. Wat volgt is een verhoor, onder een tl-buis, waarbij duidelijk wordt dat Annemie de laatste persoon is met wie de Geest in het openbaar is gezien. Dáárom zit ze nu vast.
Het gesprek in de inrichting blijkt weinig zinvol: Annemie’s geheugen wordt om de zoveel tijd bezocht door een zandstorm die alles ‘uitvaagt’. Onderwijl zien we hoe haar lotgenoot op de afdeling, pyromaan Jan Peeters (Peter van den Begin) haar het hoofd gek maakt. Tussendoor wordt vanuit het heden teruggeblikt op het recente verleden: drie maanden eerder verhuist Annemie naar de huiveringwekkende villa van haar moeder, in een bosrijke omgeving. Daar plaatst Benoît allerlei gadgets in de vertrekken, zoals een sensor die aangeeft dat de deur openstaat en een klok die de juiste tijd en datum aangeeft. Het zijn allemaal middelen om Annemie te helpen met haar tekortkomingen.
Wat volgt is een vakkundige cursus 'traumdeutung': scenaristen Malin-Sarah Gozin, Christophe Dirickx en Veerle Baetens presenteren een verhaalwereld die rijk is aan details, waarin voortdurend wordt verwezen naar het fantasierijke karakter van onze dromen, en dus van ons brein. Annemie begeeft zich ook in zo’n soort vagevuur-achtige situatie, waarin de realiteit en haar denkbeelden elkaar afwisselen. Wat verzonnen is en wat niet wordt geleidelijk zichtbaar gemaakt, met als eindresultaat een goed geschreven whodunit die prima kan wedijveren met Britse tegenhangers als The Missing.
Dat komt dus doordat er zoveel te ontdekken valt. Zo is er het gigantische huis waar je in kan verdwalen, dat fungeert als een metafoor voor Annemie’s hersenen, die ook – tijdelijk of niet – de weg kwijt zijn. En over Annemie gesproken: is dit een knipoog naar Anemie? Bloedarmoede? Omdat het Annemie ook ontbreekt aan iets? Of de naam van haar partner: Benoît (een samenvoeging van ‘goed’ en ‘gezegd’). Is het wel goed gezegd? Heb ik het wel goed verstaan? En de analogie met het rode zand – dat haar herinneringen wegvaagt - is ook zo treffend: vergelijkingen met de woestijn waar je in kan verdwalen of de zandloper als een indicator van tijd komen meteen bovendrijven.