De gezette komiek moet ervoor waken dat zijn cynisme niet uitmondt in een zeurderige toon.
In de coulissen van het ornamentrijke New Yorkse Beacon Theater deelt komiek Kevin James, gekleed in het zwart, de ene na de andere high five uit, waarna hij bij het betreden van het podium een staande ovatie krijgt. Dit ongebreidelde enthousiasme van het publiek ligt mede aan het feit dat James – deze voorstelling is gefilmd in 2017 – voor het laatst een avondvullend programma presenteerde in 2001. Dat is alweer enige tijd geleden, en intussen heeft de gezette grappenmaker er al een hele film- en televisiecarrière opzitten. Met de gages die Netflix tegenwoordig naar verluidt uitbetaald, is een uur stand-up comedy voor veel komieken bovendien een appetijtelijk intermezzo.
Met Never Don’t Give Up laat Kevin James weer eens een andere kant zien van zijn kunnen. Hoewel zijn personages in de sitcoms King of Queens en Kevin Can Wait behoorlijk dicht tegen zijn eigen karakter aanschuren. In de eerste akte vertelt hij over de beleving van het beroemd zijn: ‘Waarom willen er altijd mensen met je op de foto die nog nooit de camera van een gsm hebben bediend?’ Het ongemak druipt ervan af: ‘Daar sta je dan, met je arm leunend op de zwetende onderrug van een fan.’ En dan blijkt dat diegene met de camera een videootje aan het schieten is. ‘Wie gaat zo’n filmpje kijken?’
Onderwijl vertelt James dat hij vanavond geen toegift zal geven: toegiften zijn onzin. Hij begint over een concert van Aerosmith, dat hij enkele jaren geleden bijwoonde: ‘Iedereen wist dat ze Dream On zouden gaan spelen.’ Maar dat was na de toegift; na een kwartier applaus. De komiek maakt de vergelijking met een accountant: ‘Kijk, hier heeft u het leeuwendeel van uw belastingaangifte. De rest volgt spoedig.’ Tijdens dergelijke anekdotes moet James ervoor waken dat zijn cynisme niet uitmondt in een zeurderige toon. Zijn gezever over lactose-intolerantie is exemplarisch: ‘Stel je niet aan Amerika.’ Hij vervolgt: ‘Spartacus zou ook niet na een gevecht in de ring een kopje koffie met melk weigeren.’
Een ander voorbeeld volgt, over de bekende historische foto van een groep bouwvakkers die hun lunch nuttigt hoog in de lucht op de stalen balken van een wolkenkrabber in aanbouw. Dat waren échte mannen, aldus James. Hier manifesteert zich een aardig stukje geschiedvervalsing: deze mannen moesten wel, er was hoogstwaarschijnlijk geen vakbond met correcte regelgeving, en dus vielen ze af en toe bij bosjes uit de lucht. Deze passage doet denken aan de thematiek uit The Sopranos: Tony Soprano beklaagt zich over het geleidelijke uitsterven van ‘het sterke, zwijgzame type’. Schijnbaar schaart James zich ook onder de categorie van Gary Cooper-achtige archetypische mannen.
We hebben het hier over de mythe van de machoman. De man die het niet nodig achtte zijn gevoelens te delen, en die nog wel wist hoe je je zaken zorgvuldig moest regelen. Dit type man hield zich niet bezig met een glutenallergie – dat werd toentertijd omschreven als ‘een buikpijntje’ – zo glundert de komiek. Tolerantie voor diegenen met een intolerante maag is derhalve een beproeving voor de corpulente James, die zelf – zo geeft hij ook schaamteloos toe – alles kan eten van het menu. Dat de special overgaat in een reeks grappen over James’ restaurantervaringen komt niet uit de lucht vallen. Hij vertelt over zijn vreetzucht, hoe hij eten graag 'als een Duitse herder’ van zijn bord aflikt, en hoe je bij de ijssalon ‘slechts drie smaken zou mogen testen’.
Werd die laatste grap al niet eens gemaakt door Larry David in Curb Your Enthusiasm ? Hoe dan ook weet James zijn grappen te bekrachtigen met een flinke portie slapstick: hij schreeuwt, tiert en zet zijn lichaam op geestige wijze in. Zijn leukste stukjes zijn die met de meest onnozele inborst: ‘We waren aan het filmen op Long Island toen ik na een gesprek met een politieagent van hem een sigaar aangeboden kreeg. Hij zei: denk aan mij als je deze oprookt.’ Maar James wil helemaal niet aan de beste man denken, en zet vol frustratie uiteen hoe hij nu bij ‘élke sigaar’ aan die ontmoeting moet denken.
Ook in de derde akte blijft het bourgondische leven centraal staan. James presenteert de nodige dosis zelfspot: ‘Ik passeerde mensen op een roltrap en zag mijn reflectie in de spiegel. Ik zie eruit als een zak vol avocado’s.’ Hij vervolgt: ‘Ik ben zo dik dat ik steeds langer in de douche verblijf. Vandaag ga ik alleen de voorkant wassen.’ En tenslotte: ‘Teennagels knippen is voor dikke mensen als het duiken naar parels op de bodem van de zee.’ Hij haalt diep adem, waarop hij de avond afsluit met een liefdevol stuk over zijn kinderen, en een stuk interactie met de zaal: James vraagt willekeurige mensen naar hun tattoos en grapt erop los. Daar hadden we meer van willen zien.