Soof is terug en Lies Visschedijk speelt wederom de titelrol. ‘Ik denk dat het lichtere genre voor mij wel even goed was.’
Vraag een acteur of schrijver naar het zwaarste aspect van hun beroep, en veel zullen er zeggen: de persdagen. Op één dag alle interviews. Allemaal, van rubriek tot lang, steeds twee nieuwe vragende ogen, een strakke planning die altijd uitloopt en heel vaak dezelfde vragen. Actrice Lies Visschedijk is halverwege haar persdag vandaag. Fris nog, en goedgehumeurd. Het is dan ook bepaald niet de eerste van haar leven. Een vol cv – wapenfeiten als Gooische vrouwen, Loft en Het Klokhuis – betekent een trits van dagen als deze achter de rug.
Hoe overleef je ze? Wat je in elk geval absoluut niet moet doen: de dag ervoor flink drinken. Met een kater de persdag in, dat is echt heel erg. Of ziek zijn überhaupt. Ik ben weleens hondsberoerd naar huis gegaan op een persdag voor Gooische vrouwen. Gelukkig waren er toen nog drie anderen om te interviewen.
En drank op de dag zelf? Hmm ja, hoeveel heb ik er nog? Nee, ik doe het maar niet. Ik ben sinds kort gestopt met doordeweeks drinken. Het rare is dat als je doordeweeks minder drinkt, drink je in het weekend ook minder. Ik tenminste. Het smaakt me gewoon minder. Ik word echt een beetje van de blauwe knoop, geloof ik.
Goed, geen kater dus. En niet haar eerste persdag, ook niet voor Soof. In 2013 speelde Visschedijk haar voor het eerst: de aanmodderende moeder wiens huwelijk in zwaar weer komt. Goede recensies, nog betere bezoekersaantallen in de bioscoop. Nederland sloot Soof in haar armen. En Visschedijk had na Roelien in Gooische vrouwen weer een rol die haar op het lijf geschreven was. En dus kwam er nog een film, een serie, een musical – niet met Visschedijk – en nu een tweede seizoen van de serie.
Waarom worden we maar niet Soof-moe? Op de een of andere manier werkt het gewoon. Het raakt de tijdsgeest ofzo. Het is herkenbaar op een niet truttige manier. Soms klopt iets gewoon, maar zoals dit heb ik het nog niet eerder meegemaakt. Nou ja, met Gooische vrouwen misschien. Maar ik kan het me nog niet voorstellen, Soof-moe.
Hoe voorkom jij dat je zelf Soof-moe wordt? Ik moet ervoor zorgen dat het niet het enige is wat ik doe. Mezelf blijven ontwikkelen, dat vind ik echt belangrijk. Als ik alleen maar Soof zou doen, zou Soof daar zelf ook niet beter van worden. Af en toe even hééélemaal daaruit dus. En wat ik doe: als ik word gevraagd voor dingen die er een beetje op lijken – en dat gebeurt nogal eens – dan zeg ik nee. Voor je het weet speel je steeds hetzelfde. Wéér die onhandige vrouw van veertig, slonzige huismoeder die er wat van probeert te maken. Hartstikke leuk maar iets in mij zegt dat ik in de tijd naast Soof heel anders moet benutten.
Hoe dan? Ik speel elk jaar met Marcel Musters een voorstelling bij Mugmetdegoudentand. We hebben er nu twee gemaakt: eentje over een stel met een open huwelijk en eentje met een vrouw die een zwerver in huis neemt. Nu zijn we bezig met nummer drie, over een broer en zus in een vakantiehuis in Texel. Wederom geschreven door Aaf Brandt Corstius. Als het goed is, als we allemaal nog leven dan, gaan we volgend jaar op tournee in de grote schouwburgen. Heel erg spannend, want nu is het nog een lunchvoorstelling voor tachtig man. Dan wordt het 600 man publiek, als men erheen wil tenminste.
Het toneel blijft dus trekken? Ja, hoewel het erg moeilijk is met een gezin. Oppasmatig is het zó kostbaar. Met toneel word je toch al niet rijk, maar dit is gewoon niet op te brengen. Maar dat is het geluk met die lunchvoorstelling: om drie uur fiets ik gewoon naar huis. Geen stress dus, en daar ga je beter van spelen hoor, zonder dat gezeik.
In eerdere interviews hoorde ik je ook al struikelen over het praktische gedoe van huishouden. Ah ja, dat organiseren hè? Iets daaraan vind ik zo moeilijk. Mijn twee zoons worden nu ouder, dat helpt. Ik kan boodschappen doen zonder dat ze allemaal mee moeten. Maar het blijft elke keer een breinkraker. Mensen zeggen dat ik een au pair moet nemen, maar dat lijkt me een naar idee, dat er altijd iemand in mijn huis is.
Lijk je in sommige dingen op Soof? Ik merk wel dat ik dingen van haar overneem. Vooral met acteren kan dat storend zijn. Ik val gauw terug op een bepaalde manier van spelen. Daar moet ik natuurlijk heel streng in zijn, maar het gaat soms vanzelf. Laatst nog bij een auditie – een vrij serieuze ook nog. Was ik weer helemaal die onhandigheid aan het uitdiepen. Ik maakte er een grap van. Dat was Soof, maar dat was helemaal niet nodig. Het is dan een soort tweede natuur om te zoeken naar elementen die de situatie lulliger maken. Belemmeringen, onhandigheden – dat soort dingen. Maar om dat als acteur almaar op te zoeken, is helemaal niet goed.
Inmiddels is Soof een iconische personage geworden. Hoe vind je dat? Zoiets is zeldzaam in Nederland. Dingen worden vaak snel weer afgeschoten. We vergeten vaak om de tijd te nemen, met het idee dat iets beter kan worden als je het even de ruimte geeft om zich te ontwikkelen. Soof krijgt die tijd.
En jij dus ook? Is het geen luxe om een rol zo te kunnen uitdiepen? Als acteur benader je het dan vanzelf relaxter. In het begin probeer je misschien om iemand meteen helemaal te laten zien. Álle aspecten van een personage. Ook om te laten zien wat je allemaal kan als acteur. Die noodzaak is er bij mij helemaal af. Soof heb ik me zo eigen gemaakt dat ik eigenlijk al adem zoals zij. Daarom moet ik er af en toe ook even uit, want anders wórd ik haar echt.
Vind je dat komedie als genre genoeg waardering krijgt? Daar zit een rare paradox: de komiek is geliefd bij het grote publiek maar de prijzenpakkers zitten niet in de lach. Die gaan eerder naar acteurs die diep de ellende in gaan, of heel erg moeten transformeren. Films waarvan recensenten en collega’s denken: dít zou nu eens wat meer aandacht moeten krijgen. Omdat humor zo achteloos lijkt, denken mensen vaak dat het makkelijk is. Maar het is zo vaak nét niet goed. We zouden in Nederland ook zuiniger moeten zijn op de schrijvers. Dingen verzinnen die daadwerkelijk grappig zijn: dat vind ik persoonlijk het knapste wat er is.
Maar niet de prijzen dus: steekt dat niet? Nee, ik snap het goed, en ik weet het wel. Op de toneelschool werd er al met verbazing gekeken als je zei dat je komedie wilde spelen. Maar wat is er nou leuker dan iemand om je te laten lachen?
Ik moest onlangs lachen om een column van jou bij ‘Vroege Vogels’. Over de hoornaar. Ah, de hoornaar! Prachtbeessie. De Nederlandse überwesp! Mensen zijn bang voor ze, maar het zijn geen agressieve beesten. Zo lang je niet op een warme dag met een snufferd in hun nest gaat staan, doen ze niks. Heel anders dan de limonadewesp.
Ben je zo’n natuurmens? Ik ben dol op de natuur, er zijn weinig dingen waar ik het liever over heb. Die columns voor Vroege vogels vind ik dus heel leuk om te doen maar ik vind er bijna geen tijd voor. En je moet ook niet uit je nek lullen bij zoiets, je moet weten waar je het over hebt. Dus ik zoek eerst van alles op voor ik erover schrijf. Het leukst vind ik de niet-sexy dieren. De langpootmug, de regenworm, de pissebed. Gatverdamme, flikker op met die vieze beestjes, denken mensen dan. Precies die vind ik leuk.
Je vader is imker. Ja, dat was altijd een hobby van hem, maar sinds hij met pensioen is, is hij er eigenlijk de hele dag mee bezig. Op een zeker moment had hij wel honderd volken, dat werd echt te veel. Hij is ook al 82 hè? En het is zwaar werk want je moet heel veel sjouwen. Die bijenkasten staan ergens in half ondergelopen uiterwaarden door heel Limburg. Als het hier bloeit, zet je die kast hier, en als het daar bloeit, zet je hem weer daar. Met een klein Suzuki-jeepje reed hij dus van hot naar her met die kasten. Inmiddels heeft hij er een paar van afgestoten.
Heb jij daarop aangedrongen? Nee, zijn vrouw. Dat is heel goed, dat vond hij zelf ook hoor.
Heb jij jouw liefde voor de natuur van hem? Helemaal. Ik ben veel met hem op pad geweest, altijd mee naar de bijen. Dan wees hij me op wat we zagen. Mijn vader was huisarts in een tijd dat er nog geen deeltijdpraktijken waren. Hij werkte dag en nacht, deed drieduizend patiënten in zijn eentje. Dus de tijd met mijn vader, was de tijd met de bijen.
Zoete herinneringen? Heel zoet. We hebben het er nog steeds veel over. Veel hoornaars dit jaar, dat weet ik dan. In Amsterdam heb ik een grote tuin, daar breng ik zoveel mogelijk tijd door. Een rommeltuin is het, met veel brandnetels, een composthoop en krielkippen.
Geef je die liefde voor de natuur ook weer door aan je zoons? Vooral mijn oudste zoon Ko is er gevoelig voor. Samen met mijn vriend Aldo zijn we laatst met z’n drieën naar Botshol gegaan om vogels te kijken. Kwamen we terecht tussen een groep van de Haagsche Vogelvereniging. Allemaal hele chique oude mensen. Prachtig vonden ze dat er zo’n leuk klein pubertje ook wilde kijken. Goede oogst ook: dwergganzen, zomertaling. En allerlei soorten eenden. Ik zit niet goed in de watervogels, ik ben ook geen Nico de Haan ofzo, maar wel een échte liefhebber. Gelukkig heeft Aldo ook het vogelvirus te pakken. We gaan ook vaak met z’n tweeën. Och man, zo fijn.
Een nieuwe geschiedenis opbouwen, dat was de bedoeling met Aldo nadat haar man Marc van Uchelen in 2013 uit het leven stapte. Na een breuk kwamen Aldo en Visschedijk vorig jaar opnieuw bij elkaar. ‘Oude liefde roest niet,’ zei ze tegen Algemeen Dagblad.
Hoe gaat het nu thuis? Iedereen is meestal wel gelukkig, geloof ik. We doen ons best. We doen het zo goed als we kunnen.
In een interview met JAN zei je dat je soms even vergeet wat er gebeurd is met Marc. Soms ja, even. Het verdriet gaat niet weg. Nooit. Maar het groeit met je mee als een litteken. Je wordt ouder, de tijd verstrijkt en dat helpt een beetje. Maar het is niet zo dat ik denk: ik ben eroverheen. Zo werkt het niet, was het maar waar.
Hoe werkt het dan? Ik probeer het zo te zien: ik heb heel veel pech gehad. Maar óók heel erg veel mazzel met veel dingen.
In die heel heftige periode van je leven was er altijd Soof. Je bleef haar spelen. Ik denk dat het lichtere genre voor mij wel even goed was. Thuis was er zoveel zwaarte. Ik had de behoefte niet om op mijn werk ook nog eens helemaal door de stront te gaan. Nog steeds niet echt. Maar misschien over een tijdje, als ik nog wat sterker ben.
Wat zou je dan willen doen? Er zijn veel plannen, maar mijn agenda laat het amper toe. Iets tragikomisch, maar heel anders dan Soof; dat zou leuk zijn. En in december neem ik een pilot op voor een programma bij de NTR. Presenteren, weer een heel ander vak natuurlijk. En lesgeven wil ik graag, maar daar ben ik misschien een beetje te jong voor nog.
Je klinkt gedreven. Ik vind juist dat ik harder zou kunnen werken. Of nee, dat zeg ik verkeerd. Ik vind dat ik meer gefocust zou kunnen werken. Maar dat is zo lastig met de drukte thuis. Een gezin. Misschien komt die focus pas echt als de kinderen het huis uit zijn. Maar ja, dan heb ik de kippen nog.
Het tweede seizoen van Soof komt 29 november naar Videoland.