Een rovend en schietend liefdespaar, het blijft ruim tachtig jaar na de dood van Bonnie en Clyde filmmakers, schrijvers en zangers inspireren.
Hadden Clyde Barrow en Bonnie Parker in deze tijden geleefd, en hadden ze in afwachting van hun berechting er de gelegenheid voor gehad, dan waren ze zeker ingegaan op een uitnodiging van Twan Huys’ College Tour. Want hoewel ze betrokkenheid hadden bij een kleine twintig moorden, diverse bankroven, ontvoeringen en inbraken, waren ze bij leven al ’s werelds eerste knuffelcrimelen.
Want verwar de nietsontziende karakters uit Arthur Penn’s Oscarwinnende Bonnie and Clyde uit 1967 niet met de échte Bonnie Parker en Clyde Barrow. Hoewel zij in verband worden gebracht met ten minste negen moorden, overvielen ze vooral kleine kruideniers en benzinestations – een keer bedroeg de buit nauwelijks twee dollar.
De film, met Faye Dunaway en Warren Beatty in de titelrollen, heeft er (meer nog dan eerdere verfilmingen) wel voor gezorgd dat ieder rovend rondtrekkend stel als nakomeling wordt gezien van Parker en Barrow. Het succes, de (kleding)stijl en de broeierige sfeer lieten sporen na in modereportages, liedjes, latere films en, waarom niet, het Halloweenkostuum van Khloe Kardashian. En Elvis Presley.
In haar fameuze, bijna tienduizend woorden tellende recensie van Bonnie and Clyde uit 1967, gaf de beroemde filmcritica Pauline Kaël de verklaring voor deze romantiseren. ‘Bekende criminelen, in contrast met grootschalige fraudeurs en andere boeven die een schijnbaar rechtschapen leven leiden, weten dat het publiek smult van de details van hun misdaden. Omdat zij dingen doen die de lezers niet durven, en omdat zij de bevrediging willen van de veroordeling. Om verzekerd te zijn van status, poseren misdadigers met gevaarlijke wapens, in dure kleding en laten ze hun afkeer van de wet blijken. Bonnie en Clyde verzekerden zichzelf van die status door sexy te poseren met machinegeweren. Bonnie schreef zelfs poëzie over hun daden, gedichtjes een stuurde die naar kranten. Een van de gedichten concludeerde:
Someday they’ll go down together; They’ll bury them side by side; To few it’ll be grief To the law a relief But it’s death for Bonnie and Clyde.
Bijna een filmscenario, in vijf regels. De foto’s van Parker en Barrow met zware wapens, elkaar glamoureus zoenend en Parker zelfs met een dikke sigaar in haar mond, stonden op een rolletje dat werd gevonden bij een inval in een van de schuilplaatsen van de bende, die naast het duo uit nog drie andere leden bestond. Deze foto’s en de later in beslag genomen gedichten van Bonnie Parker, vonden gretig aftrek in kranten en pulpromans. De jaren 30 stonden behalve bol van de verhalen over grote armoede in het door een financiële crisis geteisterde land, ook garant voor afleiding daarvan dankzij reportages over diverse ‘public enemies’, de Willem Holleeders van hun tijd, onder wie Pretty Boy Floyd, Machine Gun Kelly en Ma Baker – criminelen die op hun beurt ook vereeuwigd werden in populaire cultuur.
Beroemd worden was zeker de ambitie van Barrow en Parker, al was het aanvankelijk niet met een criminele carrière. Barrow speelde saxofoon en gitaar en wilde doorbreken als muzikant. Verkeerde vrienden doorkruisten dat plan. Maar toen bij een van zijn eerste arrestaties zijn gitaar in beslag werd genomen, liet Clyde zijn moeder een verzoekschrift indienen voor teruggave – het werd afgewezen. Zijn saxofoon werd later teruggevonden in de ‘death car’, de Ford waarin Bonnie en Clyde in 1934 werden doorzeefd door politiekogels. Daarin lagen ook de filmtijdschriften die Parker verslond. Als kind droomde zij van een showbizcarrière, Op school zong ze musicalliedjes bij elke gelegenheid die werd geboden, later vertelde ze aan vrienden dat ze ernaar hunkerde haar naam op gevels van bioscopen te zien.
Barrow had al een flink strafblad toen hij Parker in 1930 ontmoette bij een vriend in Dallas. Hij was 21 jaar, zij een jaar jonger. Het was liefde op het eerste gezicht, volgens de overlevering. Dat de echtgenoot van Parker, die op 15-jarige leeftijd trouwde, op dat moment in de gevangenis zat, hielp vast ook. Geld was in ‘the Devil’s back porch’, zoals het arme gebied waarin ze woonden werd genoemd, een groot probleem. Zozeer zelfs, dat de overvallen die zij met hun bende pleegden, vooral op benzinestations en kleine kruideniers, doorgaans maar weinig opleverden. Er werd maar een handjevol banken overvallen, het meeste geld vingen ze nog via ontvoeringen. Na losgeldbetaling lieten ze hun gijzelaars vrij met genoeg geld voor de bus. Iets wat zeker bijdroeg aan hun imago. De moorden die aan de bende werden toegeschreven, waren vooral gepleegd door tijdelijk ingelijfde bendeleden, niet door Parker of Barrow.
De eerder beschreven foto’s en de publicatie daarvan zorgden ervoor dat Bonnie en Clyde uit de anonimiteit werden getrokken, en vanwege hun status werd de jacht op hen geïntensiveerd. Diverse pogingen tot arrestatie mislukten, in 1933 raakte een kogel van de bende tijdens een vuurgevecht een autoclaxon. Het geluid werd geïnterpreteerd als een teken tot staakt-het-vuren. De vluchtauto van de bende werd daarom ongemoeid gelaten. Topverhaal, natuurlijk.
En dat geldt ook voor hun arrestatie in mei 1934. Op de Ford Deluxe werden in een hinderlaag en zonder waarschuwing vooraf door de politie liefst 187 kogels afgevuurd. Wie ze wil tellen, de auto staat nu tentoongesteld in Whiskey Pete’s Casino in Primm, Nevada. De gruwelijk verminkte lijken werden na de shoot-out onder grote publieke belangstelling openbaar onderzocht door de lijkschouwer. Souvenirjagers hadden daarvoor al hun kans schoon gezien, zelfs haarlokken van Bonnie weren afgeknipt.
Kort na de gewelddadige arrestatie verschenen de eerste verfilmingen en boeken gebaseerd op Bonnie en Clyde, zoals de roman Thieves Like Us van Edward Anderson uit 1937, en in datzelfde jaar het door Fritz Lang geregisseerde You Only Live Once, met Henry Fonda en Sylvia Sidney in de hoofdrollen. Arthur Penn’s Bonnie and Clyde was in 1967 al minstens de vierde verfilming. Wel de eerste met negen Oscar-nominaties, waaronder voor hoofdrolspelers Warren Beatty en Faye Dunaway (een bijrolacteur en de cameraman kregen het beeldje uiteindelijk).
Overigens had Parker in haar eerder geciteerde gedicht in vrijwel alles gelijk, behalve over de begrafenis. Zij ligt op de Crown Hills begraafplaats in Dallas, Barrow in dezelfde plaats op Western Heights. De grafschriften zijn dan wel weer voorspellend. Op de steen van Parker wordt geconcludeerd dat mensen als zij ‘de wereld meer licht geven’, terwijl bij Barrow valt te lezen: ‘Gone, but not forgotten.’