Speelfilm over de perikelen rondom een Pakistaans-Amerikaanse tiener barst van de opzichtigheden.
Het gaat de verkeerde kant op met de Pakistaans-Amerikaanse tiener Hala (Geraldine Viswanathan): ze slaat het ochtendgebed over, masturbeert in bad en skateboardt in haar vrije tijd. Haar ouders magen zich zorgen: vader Zahid (Azad Khan) vreest dat zijn dochter op school een relatie cultiveert met een jongen; moeder Eram (Purbi Joshi) hoopt dat de toekomst van haar dochter niet in het gedrang komt.
Scenarioschrijver en regisseur Minhal Baig toont in Hala een titelpersonage dat gevangen zit tussen twee werelden: de verlokkingen van het westerse hedonisme, en het rigide Pakistaanse systeem. Ze lijken onverenigbaar. Dat Hala – en dit is een spoiler alert – in de slotscène haar hoofddoek afdoet spreekt boekdelen. Alsof Baig geloof dat pure vrijheid, of een gevoel van vrijheid, uitsluitend mogelijk is als moslima wanneer je – symbolisch of niet – je wilde haren en plein publique laat wapperen. Dat is natuurlijk quatsch. Alsof de westerse levensstijl zaligmakend is, en bovenal: alsof moslima’s die hun haren bedekken niet vrij (kunnen) zijn.
Wat Baig wel mooi weet te vermengen is Hala’s wasdom met haar grote liefde voor literatuur. Gaandeweg onstaat er een literair talent, die een oogje krijgt op haar mannelijke evenknie Jesse (Jack Kilmer). Jesse is gevoelig, betrouwbaar en intelligent. Bijna het tegenovergestelde van Hala’s vader, die thuis ontzaglijk streng is voor zijn gezin, terwijl hij buitenshuis alles doet wat god verboden heeft. Want naast vrijheid draait Hala ook om giftige mannelijkheid, de eeuwige strijd tegen het patriarchaat. En gek genoeg niet om de verboden liefde: de romance tussen Jesse en Hala is niet opgewassen tegen de ambities van de laatstgenoemde, want studeren zal ze.
Je zou Hala dientengevolge kunnen omschrijven als een feministisch pamflet (dat bepaalde feministische moslima’s uitsluit). Niettemin zijn het vooral de opzichtigheden die op den duur tenenkrommend worden. Zoals de scène waarin je al mijlen van tevoren ziet dat de leraar Hala na de les wil spreken in verband met haar werkstuk, of wanneer vaderlief een misogyne oratie geeft aan de eettafel. Het is cartoonesk, weinig oorspronkelijk. Alsof Hala’s gezin een soort archetype is voor een Pakistaans-Amerikaanse familie. Daar gaat Baig de mist in: personages in goede drama’s onderscheiden zich juist, weken zich los van het geijkte.