Niks doen is soms zwaarder dan iets doen, bewijst de legendarische sitcom die opnieuw te zien is bij Netflix.
Onlangs herinnerde een collega me eraan dat alle afleveringen – 180 in totaal; verdeeld over 9 seizoenen – van Seinfeld vanaf 1 oktober te zien zijn bij Netflix. De sitcom is nog steeds ongekend populair. En dat, zoals mijn college terloops meldde, voor ‘een serie die eigenlijk over niks gaat’. Denk bijvoorbeeld aan de aflevering ‘The Opposite’ (seizoen 5, aflevering 21) waarin minkukel George Costanza (Jason Alexander) bekijkt wat er gebeurt als hij precies het tegenovergestelde doet als normaliter. (Dan blijkt hij ineens wél bij een uitstekende werkgever terecht te komen; maar wat het hem werkelijk oplevert…)
Ook exemplarisch is ‘The Betrayal (seizoen 9, aflevering 8) waarin het ensemble terechtkomt op een bruiloft in India. Gewoon omdat het kan; om uit te vogelen wat een nieuwe, exotische plaats van handeling voor invloed heeft op het olijke viertal. In andere afleveringen verhuizen personages om kolderieke redenen, kijken ze jaloers naar elkaar omdat eentje eerste klas reist, en steggelen ze in een bouwmarkt. Telkens leidt het nergens toe. Heerlijk toch? En dat allemaal tegen de achtergrond van New York City – een filmset in Los Angeles deed dienst als The Big Apple. Een bruisende stad met ruimte voor banale aangelegenheden.
Dit deed me denken aan de ingezonden brief van komiek Jerry Seinfeld aan de New York Times in augustus vorig jaar, met de titel ‘So You Think New York is ‘Dead’’. Hierin bekritiseert Seinfeld sommigen van zijn landgenoten die destijds beweerden dat alles wat New York zo leuk maakt – comedy clubs, cinema, Broadway, louche kroegjes, beduimelde nachtclubs – op sterven na dood was. Dús had New York zijn ziel verloren. Seinfeld pareerde met zijn brief: de ziel van New York was springlevend, proclameerde hij. Ditmaal had de komiek – die bij voorkeur niet scheldt in zijn act en apolitieke grappen bedrijft – niet niks, maar iets te zeggen.
Tijdens een crisis is het dan ook ogenschijnlijk moeilijker om het over niks te hebben, dan tijdens de zogenaamd zwoele jaren negentig toen alles zogenaamd pais en vree was. Maar voor de New Yorkers uit Seinfeld was dat wel onmiskenbaar het geval. Er was kennelijk ruimte om het over niks te hebben, niks was deel uit gaan maken van het leven in het postindustriële tijdperk. Een kanttekening is natuurlijk dat dit niet gold voor veel mensen van kleur of mensen uit de lage onderklasse in New York. Maar Seinfeld verhief niks-doen en over niks lullen tot een kunst, zoveel is duidelijk.
In die leegte, die niks-heid, zit natuurlijk de kern van de sitcom. Wie stil is, en niks doet, denkt automatisch aan zijn eigen sterfelijkheid. Zo ver liet Seinfeld het dikwijls niet komen – er was altijd ruimte voor een geestige clou. Maar niks doen is soms nog zwaarder dan iets doen. Daar ligt misschien wel de crux. Hoewel dat zo voelt voor de personages, en in veel mindere mate voor de kijker. Maar hoe doe je het beste niks? Zonder internet werkt dat een stuk beter. Ik denk dat een jonge generatie kijkers dáárom ook naar Seinfeld kijkt. Naar een tijd toen niks doen ook eenvoudiger was.
Onze nieuwsbrief ontvangen? Iedere vrijdag de nieuwste series en films in je inbox! Meld je hier aan.