© Nick Wall / Netflix
Serie die draait om technoparanoia leunt iets te vaak op bekende gezichten.
Beroemdheden hebben en masse getekend voor het zevende seizoen van Black Mirror, dat in maart 2025 bij Netflix in première gaat. Onder meer Awkwafina, Peter Capaldi, Issa Rae, Cristin Milioti en Rashida Jones geven acte de présence. Een wezenlijk deel van de cast is Amerikaans. De serie is in die zin al jaren niet meer een onvervalst uithangbord voor Britse satire. Maar zo’n lijst aan bekende acteurs doet me ook weinig. De eerste seizoenen van Black Mirror leunden op trefzekere scenario’s, en niet op bekende gezichten. Bekende gezichten leiden soms af; dat had ik al bij aflevering drie van seizoen vijf, met Miley Cyrus in de hoofdrol.
© Graham Bartholomew / Netflix
Op zich leuk, maar ook een gimmick. Ik heb sowieso een haat-liefdeverhouding met Charlie Brookers geesteskind: ik vind Black Mirror hit-and-miss: sommige afleveringen zijn subliem; andere afleveringen ogen weinig innovatief. Jaren geleden las ik het stuk The Case Against Black Mirror van televisiejournalist Kathryn VanArendonk, op Vulture. Ze schrijft daarin onder meer hoezeer ze zich stoort aan het simplistische cynisme in de serie. ‘Gebruik van telefoons? Slecht. Sociale media? Slecht.’ Ze zet vakkundig uiteen dat zoeken naar een diepe betekenis in Black Mirror geen enkel nut heeft. De moraal van het verhaal is vaak overzichtelijk en eenduidig.
© Netflix
Dat is ook het probleem, schetst VanArendonk: Charlie Brooker slaagt er niet in om de complexiteit van moderne technologie te doorgronden in Black Mirror. Ik schaarde de serie de laatste jaren altijd onder de noemer technoparanoia, maar mijn collega heeft een evident punt. Black Mirror draait vaak om onderwerpen die ook zonder technologie verteld kunnen worden. Neem The National Anthem (seizoen één) waarin de Britse premier wordt gedwongen tot bestialiteit. Dat had zich in de middeleeuwen wellicht afgespeeld op een dorpsplein, ten overstaan van een groot publiek. De camera’s die de handeling registreren, zijn eigenlijk niets meer dan een exponent van de ogen van de kijker.
© Netflix
Sommige critici schrijven al jaren dat Black Mirror achter de feiten aanloopt. Ergens is dat ook wel waar. Brooker reflecteert in zijn serie vaak op het recente verleden. Terwijl een goede sciencefictionschrijver juist probeert te achterhalen hoe de toekomst eruitziet, zie bijvoorbeeld 2001: A Space Odyssey (1968), uit de koker van Arthur C. Clarke. Die film, meer dan vijftig jaar oud, voelt nog steeds zeer futuristisch aan. Maar ere wie ere toekomt: Black Mirror kent ook ijzersterke afleveringen mét beroemdheden. Eén van mijn favoriete episodes is USS Callister, de openingsaflevering van het vierde deel, met Jesse Plemons als een psychopathische poppenspeler.
© Netflix
Die aflevering draait om opgesloten te worden in een digitale wereld. Om de wijze waarop je digitale ziel gevangen kan worden gezet op een harde schijf. Een nachtmerrie dus. En misschien ook wel een metafoor voor al die mensen die het normale leven zijn ontwend, omdat ze hun jaren slijten achter een computer en zich verschuilen achter een avatar. Met dit soort afleveringen betoont Brooker zich wél een visionair. Hoewel de uiteindelijke boodschap misschien wel weer simplistisch is: ga naar buiten, ervaar de natuur, de wind, de zon, de regen. Kortom: is Black Mirror misschien wel gewoon dé toegangsweg naar het écht leven?
Omar Larabi en Bregtje Schudel schrijven per toerbeurt wekelijks over wat hen opvalt op het gebied van series en/of films
Ontvang elke werkdag de beste kijktips met de Avondeditie-nieuwsbrief