Paul:
“Mooie. Tijd. Geweest. Zo simpel is het. Schrijven is naar mijn mening het mooiste wat er is en dat zal altijd zo blijven. Het mooie zit ‘m aan de ene kant in de magie van het moment. Het is gewoon een magisch gegeven: er ontstaat een creatieve vonk in mijn hoofd die ik vervolgens zo veel mogelijk gestalte probeer te geven. Die vonk vertaalt zich in mijn geval heel erg naar beelden, en die denkwijze heb ik onder meer te danken aan mijn opleiding tot illustrator.”
“Aan de andere kant is daar natuurlijk ook het schrijfproces. Zodra de vonk in mijn hoofd is ontstaan, moet deze in een verhaal veranderd worden. Hierin zijn slechts twee dingen duidelijk: ik heb een begin- en eindpunt. Alles daar tussenin is in principe een prachtige reis die ik doormaak. Het mooie is dat ik aan het einde van de rit erachter kom dat het begin- en/of het eindpunt soms totaal afwijken van wat ik eerst voor ogen had. En dat is bij ieder boek anders – dat maakt schrijven zo magisch. Het is één groot spel.”
Is de fantasiewereld in jouw hoofd en in je griezelboeken enger dan de wereld waarin je leeft?
“De buitenwereld is vele malen enger dan de wereld in mijn hoofd. De wereld die ik creëer in mijn boeken is vooral knuffelbaar en griezelig. Het enge aan de buitenwereld zit ‘m voor mijn gevoel vooral in de enorme hoeveelheid informatie die wij tegenwoordig tot ons nemen. Ik vind het fenomeen ‘fake news’ bijvoorbeeld heel eng – het wordt moeilijker om echt van nep te onderscheiden.”
“Het ergste van alles is dat kinderen te pas en te onpas te maken krijgen met die lawine van informatie. Dat raakt mij heel erg, omdat de onschuld van kinderen heel erg aangetast kan worden door gebeurtenissen die zo ontzettend ver van ze afstaan. De dochter van een kennis van mij was op haar tiende bijvoorbeeld bang om in de avond te slapen vanwege het gat in de ozonlaag. Daar hoort een kind zich helemaal geen zorgen over te maken! Een kind moet in geestelijke vrijheid kunnen opgroeien en zich niet bekommeren over allerlei wereldproblemen.”
“Dat is natuurlijk een treurige ontwikkeling. Dat komt door de concurrerende werking van mobiele telefoons, wat op zijn beurt die lawine aan informatie mogelijk maakt. Kinderen krijgen die rotdingen op steeds jongere leeftijd in handen en raken zo snel in contact met allerlei irrelevante zaken. Desalniettemin blijf ik ontzettend hoopvol – ik zie namelijk dat jonge kinderen nog steeds erg leergierig zijn en in veel gevallen zin hebben om te lezen. Aan mij de taak om lezenswaardig stukken te maken voor ze. Die nieuwsgierigheid moet natuurlijk wel aangespoord worden door ouders en scholen, et cetera. Ik hoop bijvoorbeeld dat lezen en schrijven echt integrale onderdelen blijven van het basisonderwijs.
Hoe reageren volwassenen doorgaans op je boeken?
Heel goed! Ik krijg soms op evenementen mensen van dertig voor mijn stand die geëmotioneerd vertellen hoeveel Dolfje of de Griezelbus voor ze betekenen. Dat vind ik mooi.
Oké, maar je hebt wel ooit gezegd dat het leuk is als kinderboeken door volwassenen worden gewaardeerd, maar dan zijn het boeken voor volwassenen – vermomd als kinderboeken. Wat is volgens jou het verschil in de wijze waarop kinderen jouw werk beleven en volwassenen? “Wat belangrijk is om te weten, is dat er in de kinderboekenwereld een soort scheiding is tussen
literaire kinderboeken
en
kinderboeken die écht voor kinderen zijn
. Het eerste wordt doorgaans beloond met Griffels en andere boekenprijzen. Dit vanwege het literaire niveau. Daar zit altijd een volwassen vakjury achter. En dat is prima, maar daar zijn mijn boeken helemaal niet voor bedoeld. Ik schrijf gewoon verhalen voor kinderen – boeken die tot de verbeelding spreken en kinderen boven alles blij moeten maken.”
“Ik noem literair kinderboekenwerk daarom werk dat vermomd is als een kinderboek. Als ik een Gouden Griffel zou krijgen voor mijn werk, dan doe ik volgens mij écht iets verkeerd.
Zijn volwassenen niet gewoon grote kinderen?
“Sommigen wel, anderen niet. Er zijn genoeg mensen die hun innerlijke kind omarmen door datgene te doen wat zij leuk vinden en zich bewust te zijn van de bevoorrechte positie die zij hebben om die leuke dingen te kúnnen doen.”
“In mijn geval komt dat neer op schrijven. Schrijven is mijn lust en mijn leven, dat houdt mijn innerlijke kind goed in leven. Ik ben bijvoorbeeld precies hetzelfde als toen ik twaalf jaar oud was. Daar is echt heel weinig in veranderd, en dat zit ‘m vooral in mijn wereldbeeld: je hebt het goede en het foute. Zo simpel is het. Die tweedeling komt ook heel erg terug in mijn boeken en die weet men gelukkig goed te herkennen.”
Vind je het belangrijk dat het innerlijke kind gewaarborgd wordt?
“Dat is ontzettend belangrijk. Het helpt je namelijk om met zaken als die informatielawine om te gaan. Door je innerlijke kind te omarmen, kan je dingen makkelijker relativeren. Je moest eens weten hoeveel wereldproblemen je in staat bent te reduceren tot iets simpels. Daarnaast is het makkelijk om jezelf kwijt te raken in de buitenwereld, en je innerlijke kind kan daarin een belangrijk houvast zijn. Blijf gewoon boeken lezen en verlies je innerlijke kind niet uit het oog!”
Wat heb jij in die 35 jaar geleverd aan de kinderboekenwereld?
“Dolfje, zonder twijfel. De impact van Dolfje is heel groot – ik hoor van heel veel mensen dat Dolfje ze heeft laten zien dat het oké is om anders te zijn. Uniekheid moet gevierd en gezegevierd worden, en daar sta ik volmondig achter. Het prachtige is dat mensen zelf deze conclusie trekken. Ik schrijf niet met de intentie om te laten zien dat iets wel of niet oké is, maar om een mooi, positief verhaal te vertellen. Mensen geven mijn verhalen na het lezen een voor een meer lading, en dat maakt mijn werk ontzettend dankbaar.”
Wat hoop je de volgende 35-jaar als kinderboekenschrijver te bereiken?
“Als ik ieder jaar nog een boek mag schrijven, ben ik heel tevreden. Tot de dood erop volgt. De schoonheid van een boek is onbeschrijfelijk: de kaft, illustraties, de tekst. En om dat allemaal tot leven te wekken, is mooi. Maar dat zoveel mensen daar plezier aan (gaan) beleven, is nóg mooier.”