Uit huis gaan wanneer je gaat studeren. Dat klinkt heel normaal, maar voor mij heeft dat geen haast. Ik zit in het tweede jaar van mijn studie en woon nog lekker thuis. Veilig, in mijn oude, vertrouwde kamertje, bij mams in huis. Toen ik begon met studeren moest ik een keus maken: op kamers gaan of lekker thuis blijven. Oftewel dichterbij mijn studentenstad gaan wonen óf iedere ochtend reizen. Nou heb ik het geluk dat ik binnen drie kwartier op school kan zijn met mijn o zo fijne scooter, dus verhuizen hoeft voor mij niet per se. Maar moet ik blij zijn met deze keus of heb ik een grote fout gemaakt?
Oost West, thuis is nog steeds het best
Eigenlijk is thuis wonen tijdens mijn studentenjaren zo slecht nog niet. Ik hoef geen vieze badkamer vol haren in het doucheputje te delen met huisgenoten die ik helemaal niet goed ken, ik heb een lieve moeder die dagelijks kookt en de was wordt ook allemaal netjes voor mij gedaan. Lui? Misschien. Maar zo houd ik in ieder geval tijd over voor mijn studie. Bovendien kost ‘Hotel Mama’ mij vrij weinig en woon ik nog steeds in de buurt van mijn vrienden van thuis-thuis.
Is ‘Hotel Mama’ ideaal?
Oké, natuurlijk is thuis wonen niet in alle opzichten een feestje. In ieder geval geen feestje waar ik naartoe zou willen op mijn vrije zaterdagavond. Ik heb nog altijd een langere reistijd dan wanneer ik wél in de grote stad zou wonen, ik moet mij ook nog altijd aanpassen aan mijn ouders en af en toe helpen met het huishouden hoort daar ook bij. De tafel dekt zichzelf immers niet. Daarnaast kan ik nooit dronken thuis komen zonder dat mijn moeder wakker wordt als ik weer eens het sleutelgat niet kan vinden. En ben ik inderdaad nog niet thuis, dan ligt ze tóch de hele nacht wakker, wachtend op die luidruchtige terugkomst.
Wat dat betreft kan ik dus niet wachten om mijn eigen plekje te hebben waar ik mijn make-up tas kan uitstallen waar ik maar wil. Een plek waar mijn kleding óveral op de grond en stoelen mag liggen, mijn snoeppapiertjes naast mijn bed mogen dwarrelen en mijn muziek nooit te hard kan staan (behalve voor de buren). En als kers op de taart… Een plek waar ik ‘s nachts luidruchtig binnen kan komen, zonder het slaapgezicht van mijn moeder te zien die weer eens wakker is geworden. Maar toch is dat juist hetgeen dat ik zou missen als ik inderdaad op mezelf zou wonen. Want eigenlijk is het best wel fijn om iemand om me heen te hebben die zich zorgen om mij maakt.
Uitstel van executie
Natuurlijk zijn er ook genoeg andere redenen waarom studenten thuis blijven wonen. Neem bijvoorbeeld het leenstelsel. Meer dan de helft van de thuiswonende studenten noemt dit de belangrijkste reden om niet op kamers te gaan. Zonder geld, geen kamer en dus de ideale smoes om je kont nog een jaartje of twee op je ouders’ zolder te parkeren. Niet voor niets is dan ook het aantal uitwonenden gedaald van 53 naar 49 procent in het laatste jaar, zoals bleek uit een onderzoek van de LSVb.
Niet alleen eerstejaars studenten wachten nog even af, ook tweedejaars stellen het zo lang mogelijk uit. Net als ik. De kosten zijn te hoog en thuis wonen is dan ideaal, toch? Maar dan moet je wél het geluk hebben dat je ouders niet om kostgeld vragen. In dat opzicht heb ik het heel makkelijk, want ik heb dat geluk. Maar er zijn genoeg thuiswonenden die daarmee ‘pech’ hebben.
De tijd is nog niet rijp
Financieel afhankelijk zijn is niet de enige reden om niet op kamers te wonen. Niet iedereen is namelijk gelijk klaar om de wijde wereld in trekken na de middelbare school. Elke avond leven op een tosti, omdat je niks anders kan koken dan een gebakken ei is nu eenmaal niet ideaal. Daarnaast moet je ook weten hoe een wasmachine werkt, want je wilt niet elke week terug naar je ouders met je vieze, stinkende sokken die te lang onder de berg vuile was hebben gelegen. Je kan er dus simpelweg nog niet klaar voor zijn, misschien vind je jezelf nog te jong of vind je het gewoon fijn om dichterbij je dierbaren te wonen. Net zoals ik en heel veel anderen.
En die onnozele vragen als “Woon jij nog steeds thuis?”, “Je bent toch oud genoeg om op jezelf te wonen?” en “Jij bent zeker écht een moederskindje?” kunnen mij gestolen worden. Ik vind het namelijk heerlijk. En zo lang het nog niet nodig is, blijf ik lekker genieten van mijn oude, vertrouwde kamertje, mijn moeders kookkunsten en mijn bankrekening waar amper een cent van af gaat.