Nee, zeker niet. Want op het album zit er nog zeker wat nostalgie van mezelf in. Ik krijg natuurlijk heel vaak de vraag: ‘Komt er nog een nieuwe plaat? Gaan jullie nog door? Hoe zit het nu?’ En ik heb dat al zo vaak meerdere keren beantwoord. Zo van, er zit niks meer in de planning dus mensen moeten het gewoon loslaten. Maar ik kijk er zelf heel erg met een goed gevoel op terug. Dat mogen mensen zeker blijven herinneren.
Een van de tracks,
heet
'Ik Wil Dat Je Danst'
met
Glen Faria
op je nieuwe album ’Van Staal’ brengt een vrolijke luchtige vibe met zich mee. Is dat een bewuste keuze die je wilt meegeven en is dit gewoon iets wat het album kenmerkt? Het album is heel divers. Sommige nummers zijn echt onwijs dansbare nummers. De andere weer introvert. Het gaat echt alle kanten op. De muziek is zo uiteenlopend. Maar omdat ik zelf ook produceer kun je je tracks altijd overkoepelend laten klinken als eenzelfde soort sound waardoor het bij elkaar toch een geheel is. Ik hou gewoon echt van muziek. Muziek is voor mij als een kunstvorm. Dus als er een boodschap inzit, is het dat je moet luisteren naar je hart.
Zoals de lyrics zeggen: “Ik wil dat je danst en alles wat je tegenhoudt eventjes vergeet. Dansen alsof we kleine kindjes zijn." – Is dat iets wat je mist, alles kunnen ontvluchten en kindjes blijven?
Ja, ik vind het ontzettend leuk om te gaan dansen. Ik ga elk weekend wel met mijn vriendin of vrienden weg. Dat is ook wel een referentie dat ik zie dat heel veel vrienden van mij volwassen worden, aan kinderen beginnen en grote verantwoordelijkheden krijgen. Het nummer is dan ook meer onder het mom van laat het los en ga gewoon genieten.
Op je nieuwe album werk je onder andere samen
met Jonna Fraser, Glen Faria, Lijpe, Pete Philly en Sjaak. H
oe was het eigenlijk om voor de eerste keer met Willem samen te werken?
Eigenlijk was de eerste keer met een vriendje op de basisschool. We gingen teksten maken over de leraren. Maar mijn eerste samenwerking met Willem ging over basketbal toen dachten wij dat we zoals de Monstars waren met een soundtrack van Spacejam op een basketveld van de NBA. Dat was heel stoer en dat wilde wij ook uitstralen.
We leven inmiddels in een Ronnie Flex-generatie en de frisse golf van piepjonge rappers die dit land overspoelt. Hoe bok jij hiertegen op?
Dit is heel grappig, want dit is een van de meest gestelde vragen die ik krijg. In alle eerlijkheid: ik denk niet dat de jongerengeneratie die naar Ronnie Flex luistert naar mij luistert. Dus ik vind dat we niet in elkaars vaarwater zitten. Ik heb ook niet het gevoel dat ik het tegen hem moet opnemen. Ik ben juist ontzettend trots. Het is gewoon tof om te zien hoe je iemand in zo’n korte tijd groot ziet worden. Ik vind hem ook gewoon goed.
In 2008 bracht rapper
Dio
zijn soloalbum,
Rock & Roll
, uit. Jij hebt bijna het hele album geproduceerd. In 2008 won je een award voor
Beste Producer
. Hoe is het om te produceren en te rappen? Kan je ons daarvoor meenemen naar het moment dat je voor het eerst dacht: “Ik wil gaan produceren.” Het is een geheel. Voor mij zit de lol erin. Dat je op het moment dat je een nummer hebt gemaakt én wanneer je een track terugluistert het gevoel hebt dat het gewoon heel erg klopt en elkaar versterkt. Dat is voor mij produceren en rappen. Ik wilde gaan produceren toen ik rond de zestien was. Ik was druk bezig met het creëren van filmpjes en met kleipoppetjes. En toen vroeg ik aan iemand of ik een beat mocht hebben om op te rappen. Toen kreeg ik een nee, maar hij gaf wel aan dat hij mij een programma kon geven waar je muziek op kan maken. Dus dat ben ik gaan doen en dat programma gebruik ik tot de dag van vandaag nog steeds voor het produceren. Toen ik de eerste beat had gemaakt zei Willem: “Is dit een grap? Wat een kut beat is dit.” Maar na wat oefening was de tweede keer wel raak en begonnen we.
Slapeloze Nachten
was jullie beste plaat. Touren ging goed en jullie wonnen in 2014
zelfs de Popprijs.
Met The Opposites scoorde jullie hit na hit en hebben jullie meerdere optredens weggegeven. Weet je eigenlijk nog hoe dat was, je allereerste optreden?
Mijn allereerste optreden was samen met Willem in het muzieklokaal in De Bergen. Dat is de school waar wij zaten. Ik vond het heel spannend dus ik durfde bijna niet te bewegen. Ik moest nog heel veel leren. Ik had überhaupt nog nooit op een podium gestaan. Willem had wat meer ervaring dus daar kon ik meer van leren, omdat hij op het Nederlands kindertheater heeft gezeten. Dus die wist dat het op een podium oké is om te dansen of om gekke dingen te doen.
Waar je nu mosh-pits hebt gingen jullie destijds crowdsurfend over het publiek heen. Wat is voor jou het grootste verschil in de hiphopcultuur van toen en nu?
Het is gewoon ander soort muziek. Vroeger was het toch wel meer rap, rap. En nu heb je toch meer muziek wat zang gerelateerd is. Bovendien is de grootste uitlaatklep nu het internet. Vroeger moest je een plaat op de radio zien te krijgen, een kanaal vinden of zo goed zijn dat het mond op mond ging. En nu met Spotify kan je commercieel succesvol zijn zonder dat je ooit op radio bent geweest.
De naam van je nieuwe album is Van Staal. Slaat dat op hoe je terugkomt? Nog harder dan Staal?
Het is een tocht die ik heb afgelegd. Ik breng hem in eigen beheer uit. Ik leg een pad af wat niet per se datgene is wat al uitgestippeld is of makkelijk is. Maar waar ik wel in geloof dat het me uiteindelijk meer gaat opleveren. Het is een beetje hetzelfde als wanneer je je baan niet meer leuk vindt en je eigenlijk iets anders wilt gaan doen. Maar toch blijf je werken waar je bent. ‘Van Staal’ staat voor de beslissing die je in je hart al hebt gemaakt en daar gewoon voor moet gaan of het nou moeilijk of makkelijk is.