Het technisch onderzoek dat werd verricht na de brand kende vele tekortkomingen. Zo werd de plaats delict na de brand niet door de politie, maar door personeel van een schoonmaakbedrijf bewaakt en diverse personen betraden de plaats delict en zochten en verplaatsten daarbij spullen, vóórdat de technische recherche daar de volgende morgen arriveerde.
De patholoog concludeerde na sectie aan het lichaam van het slachtoffer, dat ernstig was verbrand, dat het slachtoffer een hoofdletsel had en letsel aan de hals. De patholoog kon niet eenduidig vaststellen of de dood nu was ontstaan door de letsels of door de brand, al waren er volgens de patholoog wel indicaties dat het slachtoffer niet levend was verbrand.
Het politieonderzoek richtte zich met name op een verondersteld motief van de heer Smit om zijn vrouw te doden. Zo zou hij gokproblemen hebben en om financiële redenen zijn vrouw om het leven hebben gebracht. Op 11 februari 1997 werd de heer Smit vervolgens aangehouden als verdachte. Anderhalve maand later werd hij alweer in vrijheid gesteld en hem werd schriftelijk medegedeeld dat van verdere vervolging zou worden afgezien.
De heer Smit heeft altijd ontkend betrokken te zijn geweest bij het delict. Hij heeft, kort samengevat, verklaard dat hij in de middag van 11 december 1996 zijn vrouw tegenkwam in de parkeergarage van het Holland Casino in Groningen. Vervolgens nam hij hun twee kinderen in de auto mee naar huis. Omstreeks 20.00 uur werd hij gebeld door een werkneemster in de kapsalon van zijn echtgenote, die die dag een conflict had gehad met haar collega, de heer B. De heer Smit dronk koffie met zijn echtgenote en besloot toen om naar de woning van de heer B. in Niezijl te gaan, om het conflict te bespreken. Omstreeks 20.30 uur vertrok hij naar Niezijl, maar bij aankomst in Niezijl bleek de heer B. niet thuis te zijn. De heer Smit reed rond in de omgeving en wachtte een aantal keer voor een openstaande brug in afwachting van de mogelijke thuiskomst van de heer B. Omstreeks 23.30 uur keerde de heer Smit onverrichter zake terug naar Hoogezand, waar hij omstreeks 00.15 uur aankwam bij zijn woning en de brand ontdekte.
In 2000 werd de zaak in het kader van het Project Onopgeloste Ernstige Delicten opnieuw onderzocht. In overleg met de officier van justitie werd besloten geen brandreconstructie uit te laten voeren, ondanks de technische mogelijkheden hiertoe. De reden om hiervan af te zien was “dat weliswaar kan worden aangetoond dat de versie van de verdachte niet klopt, maar dit kan nimmer als bewijs gelden dat de verdachte de dader is”.
De zaak werd niet losgelaten. In 2003 werd een cold case team van de Divisie Regionale Recherche in Groningen op de zaak gezet. Er werd besloten een medisch onderzoek aan het slachtoffer te verrichten en om toch een brandreconstructie uit te laten voeren.
De Nederlandse organisatie voor toegepast natuurwetenschappelijk onderzoek (TNO), belast met de brandreconstructie, concludeerde dat de brand niet eerder dan 00.16 uur was ontstaan. Die conclusie gebruikte de politie vervolgens om de opgestelde tijdlijn over de gebeurtenissen te herzien. TNO kreeg vervolgens een nieuwe tijdlijn van de politie en paste de conclusie van het rapport aan. De initiëring van de brand zou niet eerder dan 00.16.18 uur hebben plaatsgevonden. Op grond van deze bevindingen werd de heer Smit in november 2004 opnieuw aangehouden. Op 9 december 2004 werd zijn voorlopige hechtenis opgeheven en werd hij wederom vrijgelaten.
De zaak werd voorgebracht bij de rechtbank Groningen. Dit leidde uiteindelijk, op 10 juni 2008 (12 jaar na het incident), tot een veroordeling van de heer Smit tot twaalf jaar gevangenisstraf voor doodslag op zijn echtgenote en opzettelijke brandstichting. Zowel de heer Smit als het openbaar ministerie gingen tegen het vonnis in beroep. Op 17 december 2009 werd de heer Smit door het hof Leeuwarden veroordeeld tot vijftien jaar gevangenisstraf voor doodslag en opzettelijke brandstichting.
De procedure voor het hof was anders dan die voor de rechtbank nu tijdens de procedure bij het hof een persoon, de heer X in beeld kwam. De heer X heeft bij de rechter-commissaris een verklaring afgelegd dat de heer Smit hem zou hebben benaderd en hem hebben gevraagd tegen betaling een alternatief scenario op te stellen. De heer X had tegenover de raadslieden van de heer Smit eerder een andere verklaring afgelegd. De heer X was voor het hof een belangrijke getuige om tot een veroordeling van de heer Smit te komen. Het hof liet in haar arrest in feite weten zonder deze getuige niet tot een veroordeling te kunnen komen.
Op 9 mei 2012 ontving het Knoops’ Innocence Project een brief van de heer Smit waarin hij kenbaar maakte ten onrechte te zijn veroordeeld en hij verzocht om rechtsbijstand in zijn herzieningsprocedure. De heer Smit meldde zijn zaak eerder aan bij het Project Gerede Twijfel onder leiding van professor Van Koppen. Onderzoekers van Project Gerede Twijfel hebben intensief onderzoek gedaan naar onder andere de tijdslijn van de politie, waaronder de tijden waarop de brug zou open hebben gestaan en waar de heer Smit een aantal keer voor zou moeten hebben gewacht. Door het opvragen van de brugtijden bij Bureau Nautisch Verkeer Provincie Groningen kwamen zij erachter dat de politie van verkeerde brugtijden is uitgegaan destijds. Op het moment dat de heer Smit op basis van deze nieuwe brugtijden bij zijn woning zou zijn aangekomen was de brand naar alle waarschijnlijkheid al begonnen. De conclusie van de onderzoeksgroep Gerede Twijfel luidt dat het zogeheten schuldscenario waarvan het gerechtshof uitging minder aannemelijk is dan het onschuldscenario.
In oktober 2014 werd op verzoek van Knoops’ advocaten een nader brandonderzoek ingesteld, hetgeen resulteerde in een nieuwe forensische rapportage op dit gebied. Uit deze rapportage volgt dat het meer waarschijnlijk is dat de brand al vóór 00.15 is ontstaan. De forensisch deskundige kon zich baseren op nieuwe inzichten, die ten tijde van het TNO-rapport nog niet bekend waren. Zo baseerde de nieuwe deskundige zich bijvoorbeeld op verklaringen van omwonenden die destijds al hadden verklaard dat zij een knal hadden gehoord en een brandlucht roken vóór 00.15 uur. Deze gegevens waren de deskundige van TNO niet voorgehouden.
Tijdens het herzieningsonderzoek in 2013 ontving Knoops' advocaten een brief van de getuige, de heer X waarin hij aangaf te willen spreken over de zaak van de heer Smit. Twee advocaten van
Knoops’ advocaten bezochten de heer X vervolgens en een aantal maanden later heeft professor Van Koppen hem gesproken en onderzoek gedaan naar zijn verklaringen.
De heer X wijzigde zijn verklaring die hij destijds tegenover de rechter-commissaris heeft afgelegd in zoverre dat hij nu verklaart dat de heer Smit nooit tegenover hem heeft gezegd dat hij verantwoordelijk is voor de dood van zijn echtgenote en de brandstichting.
Het herzieningsonderzoek leidde tot drie nieuwe gegevens, welke niet aan de rechters bekend waren tijdens het onderzoek ter terechtzitting, namelijk:
- Een wijziging in de enige belastende verklaring;
- Nieuwe gegevens ten aanzien van de tijdlijn van de gebeurtenissen voorafgaand aan de ontdekking van de brand;
- Nieuwe gegevens ten aanzien van de oorzaak en het verloop van de brand in de woning.
De nieuwe gegevens ten aanzien van zowel het alibi van verzoeker als het brandonderzoek rechtvaardigen de conclusie dat het onschuldscenario waarschijnlijker is te achten dan het schuldscenario waarvan het hof Leeuwarden uitging. Door de nieuwe gegevens is ernstige twijfel gerezen aan het schuldscenario, nu het niet aannemelijk is gebleken dat de heer Smit op de bewuste avond voldoende tijd en gelegenheid zou hebben gehad om de twee delicten te plegen.
Advocaten:
Prof. mr. G.G.J. Knoops mr. L. Vosman