Het aantal vrouwen in topfuncties stijgt te langzaam. Dat concludeerde de Sociaal-Economische Raad (SER) in september in een advies. Volgens de SER heeft Nederland een verplicht vrouwenquotum van minimaal dertig procent nodig voor de raden van commissarissen van beursgenoteerde bedrijven. Hoewel de coalitie verdeeld is over het advies, is er volgens minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Ingrid van Engelshoven (D66) door de instemming van D66 en het CDA een grote kans op een Kamermeerderheid.
Nederland heeft sinds 2013 een streefcijfer voor het aantal vrouwen in topfuncties, namelijk minimaal dertig procent. Dit blijkt niet te werken. De SER concludeert dat het streefcijfer sinds 2013 niet heeft bijgedragen aan een groei van het aantal vrouwen in de raden van grote bedrijven, omdat het te vrijblijvend is. Het streefcijfer is een advies, maar geen verplichting.
De SER adviseert nu een verplicht vrouwenquotum voor de raden van commissarissen van minimaal dertig procent, waarbij ook sancties genomen kunnen worden tegen bedrijven als ze niet voldoen aan het quotum. Wanneer een raad nog niet voor dertig procent uit vrouwen bestaat, mag het bedrijf een openstaande positie niet aan een man geven. De benoeming wordt dan nietig verklaard en de functie wordt heropend, tot deze gevuld wordt door een vrouw. Ook werkgevers- en werknemersorganisaties staan achter dit advies van de SER.
D66 en het CDA willen het advies opvolgen, daarom dienen zij een motie in bij de Tweede Kamer. De kans is groot dat GroenLinks, DENK, de SP en de PvdA hiermee instemmen, omdat zij zich eerder positief hebben uitgesproken over het verplichten van een vrouwenquotum. VVD en CU stellen niet in te stemmen met de motie. Volgens die partijen zorgt de regel ervoor dat mensen aangenomen worden op hun geslacht, geaardheid of afkomst, in plaats van op hun expertise en ervaring.
Dat een verplicht vrouwenquotum effect heeft, hebben verschillende Europese landen de afgelopen jaren bewezen. Het eerste land dat het streefquotum invoerde was Noorwegen. Deze maatregel zonder sancties had erg weinig invloed, totdat het streefcijfer een verplicht cijfer werd. Beursgenoteerde bedrijven moesten in Noorwegen vanaf 2008 minimaal veertig procent vrouwen in hun raden van bestuur en commissarissen hebben. Bedrijven die hier niet aan voldeden, werden uitgeschreven bij de Kamer van Koophandel. Deze stok achter de deur bleek te werken. Vanaf 2008 steeg het aantal vrouwen in topfuncties in Noorwegen van zes procent naar ver boven de gewenste veertig procent.
Na Noorwegen volgden ook Frankrijk, België, Duitsland en Italië. Weer bewees het verplicht vrouwenquotum een positief effect te hebben: het percentage vrouwen aan de top steeg ook in deze landen.
Voormalig Eurocommissaris Neelie Kroes (VVD) vertelde in een interview met De Volkskrant in 2017 dat ze jarenlang tegen het vrouwenquotum was. Vrouwen die hard werkten en niet zeurden, zouden vanzelf aan de top komen. Maar, toen Kroes president werd van universiteit Nyenrode, werd ze juist voorstander van een verplicht vrouwenquotum. “Ik ontmoette vrouwen die slimmer waren dan ik en die het toch niet lukte door het glazen plafond heen te breken. Ook al had ik zelf al die mogelijkheden en kansen gehad en gepakt, ik begon in te zien dat het niet voor iedereen was weggelegd. In het bedrijfsleven zag ik dat mannen elkaar bleven benoemen en dat het old boys network hen daarbij hielp.”
De discussie over het verplicht vrouwenquotum gaat al langer voort. Tom Schulpen, bijzonder hoogleraar sociale pediatrie, werkzaam aan Universitair Medisch Centrum Utrecht (UMCU), stelde vorig jaar in een interview met de redactie van PAUW dat hij verwacht dat een verlengd vaderschapsverlof juist zorgt voor een betere verdeling op de arbeidsmarkt.
Hoe langer mannen thuisblijven om voor hun kinderen te zorgen, hoe eerlijker de verdeling op de arbeidsmarkt wordt. In Zweden zet de overheid zich er sterk voor in om vaders langer thuis te houden. Dit wordt gedaan om de arbeidsparticipatie van vrouwen te verbeteren en te voorkomen dat vrouwen een achterstand hebben wanneer alleen zij thuisblijven om het eerste half jaar voor de baby te zorgen. Ook na zes maanden wordt in Zweden een gelijkheidsbonus verstrekt, wanneer mannen en vrouwen de zorg voor het kind evenredig verdelen.
Het Zweedse model blijkt te zorgen voor een gelijkere verdeling van zorgtaken, een verhoogde arbeidsparticipatie van vrouwen en een kleinere loonkloof tussen mannen en vrouwen. Ook in andere Scandinavische landen, waar het vaderschapsverlof uitgebreider is dan in Nederland, zijn deze effecten zichtbaar.
De EU lijkt ook meer te zien in het Zweedse model. Begin april werd de EU-richtlijn aangenomen van een betaald ouderschapsverlof van twee maanden. Hoe deze richtlijnen er in Nederland uit gaan zien, is nog niet duidelijk. Waarschijnlijk kunnen vaders en partners vanaf volgend jaar vijf weken extra ‘geboorteverlof’ opnemen. Vooralsnog is een verlof van zes maanden na deze kraamtijd onbetaald.
Dit gaat binnen drie jaar veranderen. De eisen van de EU, waar Nederland sowieso aan moet voldoen, zijn twee maanden betaald verlof voor beide ouders en een betaling die hoog genoeg is om normaal van te kunnen leven, waarschijnlijk zo'n 70 procent van het loon.