In de rubriek Lust for Life laten we mensen in gastblogs aan het woord over een bepalend moment in hun leven waarin ze hun Lust for Life hebben gevonden. Want als we bij Over Mijn Lijk één ding weten dan is het wel: LEEF! Dit keer: Stef.
Meer en meer nu voel ik deze woorden die uit m’n mond willen ontsnappen als ik met vreemden praat: Oh wil je anders horen over.. maar de woorden komen natuurlijk niet. Misschien zou ik dan verder gaan en praten over hoe eng een deel er van was, hoe echt echt eng het was. Misschien kan ik, zou ik. Misschien.
Ik kan mij eigenlijk helemaal niet herinneren of het eng was of niet. Ik heb geprobeerd achteraf een logisch verhaal te maken, een narratief te zien en soms probeer ik en soms wordt ik heel cinematisch sentimenteel en denk ik dat een deel er van heel eng geweest moest zijn.
Ja.
Als ik kon – wat ik niet kan – zou ik een verhaal willen schrijven over een jongen die jaren geleden al dood is gegaan door dit fucking ding en hijzelf en niemand om hem heen leek door te hebben dat hij stierf. Dus gehoorzaam gaat die jongen door met bewegen. Draagt een bedriegerscomplex rond en een schuldgevoel. Draagt schaamte, een iPod met jazz en countrymuziek en een begrafenisplaylist die continu verandert, miniatuurparfumflesjes en alleen de hoeveelheid bezittingen die in twee weekendtassen passen. Draagt ondoneerbaar bloed in zijn aderen en ondoneerbare organen in zijn lichaam. Hij draagt vermoeidheid en een herbruikbare katoenen boodschappentas. Hij voelt, misschien.
Dit allemaal overkomt een personage in m’n verhaal – Overkwam mij vier jaar geleden.
Iets overkwam mij, stopte net op tijd voordat het mij stopte.
Ik was heel erg bang – wilde leven, blabla.
Denk ik. Vier jaar. Lijkt op nooit.
En dit staat nu allemaal zogenaamd in mijn afstudeerwerk. Een boek. En het is nu klaar. En het is nog steeds niet wat ik bedoel. En zometeen stuurt de academie het op, om te kijken of een uitgever het wilt hebben en nu is het allemaal literatuur maar het is geen literatuur dit gebeurde gewoon allemaal. Het gebeurde mij en het gebeurt me nog steeds en niks is wat ik bedoel en ik ben zo moe en ik hoop dat binnen een paar maanden iemand mijn hand drukt en het allemaal lekker sentimenteel gepubliceerd wordt en niet ‘mijn verhaal’ verteld wordt of iets wat daar op lijkt maar ik gewoon wat geld kan krijgen omdat ik zo moe moe ben en full-time werk onmogelijk lijkt en ik godverdomme iets er uit wil halen omdat ik nog steeds niet kan loslaten dat ik een tien maanden lang als kankerpatient zonder vast onderdak geen uitkering kreeg.
En om niet dakloos dood te gaan begon ik zonder kunstachtergrond aan de kunstacademie. Met stufi doodgaan in een kamer of een nieuw leven waarbij chemo-aangetastte hersenen zo min mogelijk uitmaken. En dit is het beste wat ik heb kunnen doen.
Ik herinner mij dit, soort van.
Ik herinner mij ook mijn eerste chemo, was de sterfdag van mijn vader 6 jaar eerder.
Ook aan kanker. Maar dan die door sigaretten. Mijn vader was een hele fijne man. Met een mooie naam, René.
En ik herinner me een lege kapsalon – en een discussie over een afspraak en de woorden ik heb geen afspraak ik heb kanker en dat woord wat nu nog mijn hart breekt – alsjeblieft –, ik wil geen knippen ik wil tondeuze en het duurt maar vijf minuten en de kapsalon is leeg en nee sorry wij werken met afspraak en de fucking kapsalon is leeg.
Echt goud materiaal voor boeken.
Eigenlijk misschien té. Maar boeken zijn niet echt en in het echt was het wel, té.
En de eerste dag dat mijn personage en ik voor het eerst die dehydraterende gouden bleek in onze aderen proefden en aan onze dode vaders dachten gingen wij ook dood, alleen iets minder dan hen.
Ik typ ergens in m’n afstudeerboek dit:
Kan je je al die nachtelijk zweetbaden – verwarrend grappige momenten – lelijke ziekenhuisgangen – honger – schaamte – misselijkheid – romantische comedy’s – boosheid – euforie – hopeloosheid – paranoia – rauwe gember – uitputting – hilariteit – absurditeit – moeite & administratie voorstellen dat m’n personage meemaakt?
Ik – Ik kan me dat perfect voorstellen.
En ik moet mijzelf er aan herinneren dat ik dit kan.
En het is allemaal Technicolor maar geen film.
Ik las ergens dat een vijfde, van ons, daarna –
lijden aan deze gekke aandoening met trillende zenuwen en oncontroleerbare onwerkelijke herinneringen. Jaren nadat iemand is teruggekeerd naar de wereld, jaren na naalden en high-tec sci-fi laserstralen en pillen teruggebracht of weggegooid, en banen en huwelijken en studies en relaties en toekomsten en hoop en verlangens en dromen afgeschreven en verdwenen, duizenden mensen wiens vervuilde, vergiftigde, uitgemergelde, verslechterde, geamputeerde, bestraalde, geinjecteerde, afgewezen, gesneden, belittekende en te laat ontdekte lichamen niet op zijn gehouden met bestaan – nog steeds vechten tegen dit ding.
Onzichtbaar.
En ik heb wel geleerd dat praten soort van helpt. Denk ik.
Alleen niet op de manier die ik dacht.
Niet zoals in de film.
En niet altijd.
En schrijven ook, al kan ik het nu niet echt teruglezen.
Het is ook goed om je mond te houden.
En een deel er van was ook een hele goede tijd,
heel cinematisch allemaal, ook.
En je kunt het je niet allemaal slecht herinneren en een klein deel ervan was ook beschamend belachelijk grappig.
Ik kan maar twee foto’s vinden van toen ik ziek was. Die in zwart/wit hierboven, en deze:
En ik hou van deze foto. Ik hou van de kleur, ik hou van de stewardess. En ik dit is twee dagen nadat ik te horen kreeg dat mijn chemo’s niet effectief genoeg waren en ik zelfs met bestraling weinig kans zou hebben. En toen besloot ik dood te gaan in zuid-frankrijk, in de zon. En ik ben zo trots op mijzelf als ik denk aan hoe ik toen was. Als ik me besef dat ik hier dacht, wat mooi, klik. Terwijl ik zelf geen ‘later’ had om die foto ooit terug te zien.
Fotografie is leven, voor mij, ha ha. Het gaat mij om de handeling, niet per se om de foto. Het eindresultaat is bijvangst. de handeling bewijst dat de wereld mooi is, dat kleuren mooi zijn. [ik heb zo’n hekel aan zwart-wit]. Je kadert iets af en klikt op een knopje en dat is zo’n lekker tactiele handeling. Je kan dit natuurlijk altijd zonder camera ook doen, maar dit maakt het minder verwarrend. En door al die chemo is mijn beleving, zelfs nu na vier jaar, heel vaak nog steeds bijna verwarrend.
En nu, beter, met mensen die mij nooit ziek hebben gezien krijg ik heel vaak te horen hoe jong ik er uit zie met mijn eeuwig blozende wangen en ik wilde eerst niet, maar kan het nu niet laten om lachend te vertellen dat het huidschade is van elke dag naar het strand met kanker in de zomer tijdens chemotherapie.
En ik ben blij dat ik nog steeds in de zon kan zitten en me weer kan scheren omdat ik scheren zo mistte en mijn vader mij twee jaar voordat hij dood ging leerde scheren en ik hem zo mis. En je zou nooit geloven wat mij allemaal is overkomen pap. Wij zijn misschien arm opgegroeid maar ik weet nog dat jij met je cliché ouderlijk advies zei zolang je maar blij en gezond bent.
Dat is allebei nooit gebeurd, maar ik denk wel binnenkort.
Liefs
je zoon