Het was 2 september 2022. We hadden een heerlijke warme week achter de rug waarin we iedere avond wel iets leuks te doen hadden met vrienden. Zoals dat gaat als je jong bent, dronken we met iedereen een drankje. Op deze vrijdagavond waren we aan het voorbereiden op ons feest. Ik was 30 geworden en Jegor 31. We hadden het onszelf alleen niet helemaal makkelijk gemaakt. Het was 22:30 en we waren nog niet klaar. Jegor besloot te helpen met iets waar hij helemaal niet handig in was waardoor we wat woorden kregen. Een uur later lagen we dan eindelijk op bed, zonder de irritatie uit te praten. De klok sloeg 00:00, wij lagen te slapen, niet wetende wat ons stond te gebeuren.
Niet veel later dan middernacht schrok ik wakker. Al mijn interne alarmbellen gingen af en alles in mij zei dat het foute boel was. Ik zette het licht aan en schrok van wat ik zag. Jegor schokte aan alle kanten. Ik wist dat epilepsie tot de mogelijkheden behoorde, maar dat dit daadwerkelijk zou gebeuren had ik nooit echt voor mogelijk gehouden. Zeker weten deed ik het ook niet, ik ben natuurlijk geen dokter. Er schoten nog andere dingen door mijn hoofd, maar die drukte ik zo snel mogelijk weer weg. Ik besloot in een split second om Jegor te laten en naar de woonkamer te rennen. Hier sliep mijn goede vriendin Anne, die ons geholpen had met de voorbereidingen voor het feest. Ik gooide het licht aan en riep in alle paniek dat ze 112 moest bellen. Ik rende terug naar de slaapkamer en daar lag Jegor nog steeds in zijn aanval. Niet veel later werd het ineens stil. Jegor had een starende blik en ademde niet. Ik schrok en er ging door me heen dat ik hem kwijt zou raken. Wat een angst voelde ik op dat moment. Gelukkig startte zijn ademhaling weer. Hij wilde van alles, maar kon niets. Hij wilde overeind komen, maar dit lukte niet. Hij wilde praten, maar ook dit lukte niet. Ineens stonden de ambulancebroeders naast ons. Ze bleken op de wachtplek bij ons om de hoek gestaan te hebben. Wat was ik blij dat ze er zo snel waren. Ze waren kalm en probeerde Jegor rustig te krijgen, maar Jegor was in paniek en om eerlijk te zijn, ik ook. Niet veel later begon Jegor weer wat woorden te zeggen. Met grote ogen vroeg hij wat er aan de hand was. Een vraag die hij wel 100 keer stelde. ‘Wat is er gebeurd?’, ‘Wat is er aan de hand?’, ‘Komt het goed?’ en ‘Waarom zijn jullie hier?’ vroeg hij aan de ambulancebroeders. Jegor werd gevraagd om overeind te komen, maar hij had veel pijn aan zijn arm. Hij kon hem nauwelijks bewegen. Een trui kregen we dan ook niet aan, dus we hebben snel zijn badjas maar uit de kast getrokken.
In de minuten die volgde werd Jegor mee naar buiten genomen onder de armen van de ambulancebroeders, waar hij op de brancard gelegd werd. Mij werd verzocht om wat spullen voor Jegor mee te nemen en onze paspoorten te pakken. Terwijl Jegor buiten op de brancard lag bleef hij mij maar roepen. Hij was bang dat ik niet bij hem zou blijven. Het roepen gaf me stress want ik voelde zijn paniek. In alle haast heb ik mijn vriendin Anne een knuffel gegeven en zijn we weggegaan. Onderweg naar de lift stelde hij steeds opnieuw de vraag wat er aan de hand was. Hij was alweer vergeten wat het antwoord op die vraag was. Bij de lift aangekomen vroeg de ambulancebroeder wat Jegors achternaam was. Chamrai zei hij. De Ambulancebroeder keek mij aan omdat Jegor z’n spraak nog niet goed terug was en vroeg me hoe je dat spelde. Voor ik iets kon zeggen begon Jegor te spellen ‘C H A M R A I’. We moesten allemaal een beetje lachen. Beetje bij beetje kwam hij terug.
Beneden aangekomen werd Jegor achter in de ambulance gereden en ik stapte voor in. Jegor bleef maar om mij roepen. Of ik er wel was, of ik met hem mee ging en wat er aan de hand was. Steeds weer dezelfde vragen. Gelukkig waren de ambulancebroeders echt superfijn. De man achterin stelde Jegor keer op keer gerust en de vrouw voorin stelde alledaagse vragen aan mij en dat kalmeerde mij. We hebben zelfs nog even gelachen omdat de ambulancebroeder dacht dat ik een andere naam had. Kennelijk was Jegor ook even kwijt hoe ik ook alweer heette.
Aangekomen in het ziekenhuis moest ik de keuze maken of ik mensen ging bellen. Het was midden in de nacht. Iedereen die ik zou bellen zou ik toch een klein trauma geven. Ik heb ervoor gekozen om zijn moeder wakker te bellen en Jegor wilde graag dat ik zijn beste vriend Bob op de hoogte bracht. Beiden schrokken natuurlijk enorm en stapten zo snel mogelijk de auto in richting Arnhem. Ook Anne was ondertussen aangekomen in het ziekenhuis. Het was zo waardevol om al deze lieve mensen in deze stressvolle situatie om ons heen te hebben.
In het ziekenhuis bleek Jegor inderdaad een zware epileptische aanval gehad te hebben. Er werd ons verteld dat een groot aantal mensen die binnenkomt met epilepsie, gedronken had. Andere triggers konden stress of lichtflitsen zijn. Stress en alcohol waren zeker bij Jegor aan de orde, buiten het feit dat hij natuurlijk sowieso verhoogde kans op epilepsie heeft vanwege zijn eerdere hersenoperaties. Naarmate de tijd vorderde kwamen Jegor zijn spraak en zijn geheugen in delen terug. Wel bleef hij nog veel pijn houden aan zijn schouder. Hij kon zijn arm zelf nauwelijks bewegen. Bij aankomst in het ziekenhuis was er al even naar zijn schouder gekeken, maar er was niets te zien. Toen de verkregen pijnstilling niet hielp, ben ik toch weer om hulp gaan vragen. Ze hebben uiteindelijk een paar uur na aankomst toch foto’s gemaakt en daaruit bleek dat zijn schouder niet naar voren, maar naar achteren uit de kom geschoten was. Dit was iets wat de arts niet met het blote oog geconstateerd had omdat deze manier van uit de kom schieten niet vaak voorkomt en minder zichtbaar is. Arme Jegor lag dus al een paar uur met zijn schouder uit de kom. Geen wonder dat hij zoveel pijn had. Om zijn schouder terug in de kom te krijgen, kreeg hij zware pijnstilling. Hij moest namelijk zelf zijn schouder recht gaan zetten. De kamer liep vol met artsen omdat dit iets was wat zo weinig voorkwam, dat ze hier allemaal wel iets van konden leren. Zijn moeder, Bob en Anne werden verzocht om naar de wachtkamer te gaan, maar Jegor wilde graag dat ik bleef. ‘Oke’ dacht ik bij mezelf ‘na die epilepsie kan ik alles aan’, en dus bleef ik voor Jegor. Hij moest zijn handen ineen slaan, zijn knie optrekken en zijn ineengeslagen handen over zijn knie heen trekken. Het leek eeuwen te duren voordat het lukte. Wat een pijn deed het hem ondanks de pijnmedicatie. Echt geen pretje om te zien. En plop, daar schoot zijn schouder terug. De blijdschap in zijn ogen kan ik nog zo voor me zien. De ergste pijn verdween met een seconde. Wat een opluchting.
Het was ondertussen half 6 ‘s ochtends en Jegor werd naar de verpleegafdeling gebracht. Hij kreeg daar anti-epileptica om een nieuwe aanval te voorkomen en moest daar nog een paar uurtjes blijven. Ik vond het doodeng om hem daar achter te laten, maar ik had geen keuze. Daarnaast was hij natuurlijk ook in goede handen. Jegor zijn moeder en Bob gingen richting huis en ik ging samen met Anne naar het onze. Toen ik thuis aankwam was ik gesloopt. Aangezien het al ochtend was en het feest die dag zou plaatsvinden, moest ik voor het slapengaan iedereen berichten dat ons feest niet door kon gaan. Toen ik daar eindelijk klaar mee was, kon ik geen oog meer dicht doen. Ik had te veel adrenaline.
Aan het einde van de ochtend werd ik gebeld dat ik Jegor weer mocht komen ophalen. ‘De nacht’, voor wat dat nog voorstelde, was goed gegaan en hij was ontslagen door de arts. De weken die daarop volgde waren intens. Jegor en ik hadden allebei heel veel angst. Ik ging naar het toilet met de deur open zodat ik kon luisteren wat er gebeurde en na een paar dagen was even alleen naar de kelder lopen, de ‘enge’ stap die ik/we als eerste maakte. Het heeft weken, misschien zelf maanden geduurd voordat we weer het volledige vertrouwen terug hadden. Het engste van alles vond ik de nachten. Ik slaap normaal gesproken zo ontzettend diep en deze keer had ik Jegor zijn aanval opgemerkt, maar wat als het weer zou gebeuren en ik het niet zou merken? Wat als het dan anders afloopt doordat ik het niet merk? De eerste weken sliep ik slecht. Jegor overigens ook, die was super bang om in slaap te vallen of kreeg midden in de nacht een paniekaanval. In zijn slaap was de epileptische aanval tenslotte gebeurd. Gelukkig is dat langzaamaan weer terug naar normaal gegaan. Heel langzaamaan moet ik wel zeggen, maar ondertussen zijn we daar wel gelukkig.
Op die beruchte vrijdag op zaterdag nacht waren Jegor en ik natuurlijk gaan slapen met een onuitgesproken irritatie. Wat nou als dat het laatste is dat je met elkaar mag meemaken? Gelukkig was dit voor ons niet het laatste. Gelukkig hebben we nog een heel mooi vervolg op ons leven samen gekregen. Maar het is wel een les voor ons geweest. We zeggen nu iedere nacht tegen elkaar ‘Slaap lekker, tot morgen, zonder zorgen, in goede gezondheid’ en vaak zeggen we in de ochtend ‘Goedemorgen zonder zorgen’. Gek genoeg geeft het een stom stukje rust. Ook is Jegor gestopt met het drinken van alcohol en proberen we stress zo veel mogelijk te vermijden. Verder lachen we soms om dingen die er gebeurd zijn. Dat Jegor mijn naam vergeten was, of het spellen van zijn achternaam vol zelfvertrouwen. En iedere dag zijn we weer blij. Blij dat het sindsdien goed gaat en blij dat we elkaar en ondertussen Lev hebben. Het leven is te mooi om bij de pakken neer te zitten. Probeer te genieten van iedere dag die je gegeven is!