Denk je aan zelfmoord of heb je nu hulp nodig?
Ben je op dit moment in levensgevaar? Bel dan nu 112
Niet in levensgevaar maar wel acuut hulp nodig? Bel 113 of bel gratis met 0800-0113
Je kan ook 24/7 chatten met een hulpverlener via 113.nl
Een andere vorm van hulp nodig? Onderaan deze pagina word je doorverwezen naar allerlei hulpinstanties- en hulplijnen die er voor jou zijn.
Je bent niet de enige. Ongeveer één op de vijf Nederlanders (18-64 jaar) heeft ooit een depressie gehad. Deze stemmingsstoornis uit zich vaak bij jongeren. Dertien procent van de 18- tot 24-jarigen heeft ooit in het leven een depressie meegemaakt, dat is ongeveer 1 op de 8. Bijna zeven procent van de 18- tot 24-jarigen heeft in het afgelopen jaar een depressie gehad (ongeveer 1 op de 15). Je bent hierin dus niet alleen en je kan er écht uit komen.
Het programma Make Holland Great Again besteedt woensdag 28 oktober aandacht aan depressie onder jongeren om 20.25 uur op NPO3.
In deze aflevering spreekt presentator Sahil Amar Aïssa met zeven jongeren (Chava, Daan, Mohini, Celina, Maarten, Fardau en Iris) op weg naar hun DepressieSessie met artiest Typhoon. Typhoon is een aantal jaar geleden zelf ook in een zware depressie beland en daar gelukkig ook weer uitgekomen.
Tijdens de sessie delen alle deelnemers persoonlijke, herkenbare verhalen met elkaar. Er wordt gehuild, maar ook zeker veel gelachen. Tijdens de DepressieSessie wordt laten zien dat een depressie niet één stereotype betekenis heeft, dat er hoop is en bovenal: dat je ook echt uit een depressie kan komen.
“Mijn depressie begon al heel jong. Ik was heel vaak boos, maar jaren later kwam ik erachter dat mijn boosheid eigenlijk een depressie was. Ik uitte dat in woede, want ik had geen andere optie. Mijn school vond dat ik aandacht zocht en mijn ouders vonden dat ik in een slachtofferrol ging zitten als ik huilde. Niet iedereen die depressief is ligt dagenlang op bed. Mijn thuissituatie was zo dat ik niet kón toegeven aan mijn depressie. Ik wilde uit huis komen, en daarvoor had ik een opleiding en werk nodig. Ik moest dus wel naar school als ik uit mijn thuissituatie wilde ontsnappen.”
“Ik kwam nog wel uit bed en ik moest nooit huilen, dus ik had geen depressie. Al mijn emoties uitte zich in agressie. Ik leek dus een heel boos meisje, maar ik was eigenlijk heel verdrietig. Ik werd niet geholpen, maar bestraft.”
“Mijn ouders begrepen niet dat een kind depressief kon zijn. ‘Je bent een kind, je hebt nog niet eens geleefd. Kijk wat wij hebben meegemaakt, wat wij hebben doorleefd. We hebben je alles gegeven wat we konden en het is niet genoeg?’ Er bestaat binnen mijn cultuur minder kennis over psychiatrische problematiek, velen vinden het een verzinsel van de Westerse cultuur. En daar komt bij dat mijn ouders heel hard hebben moeten werken voor hun plek in Nederland en dat er dus op neer wordt gekeken als jij dat niet doet. Als je depressief bent, ben je gewoon lui. Het is onzin in mijn cultuur om je te verschuilen achter je problematiek.”
“Ik heb het mede daardoor altijd heel moeilijk gevonden om erover te praten, maar het is wel beter om dat wel te doen. Zeker met ervaringsdeskundigen of lotgenoten. Het was echt fijn om me te kunnen herkennen in dingen. Toen ik met lotgenoten sprak hadden we het erover van: hey ben jij dan ook een keer op de badkamervloer gaan liggen in een foetushouding. En daar kunnen we dan heel erg om lachen. Dat werkt echt voor je verwerking.”
“Ik struggelde al jarenlang met een eetstoornis, zonder dat ik dat echt door had. Ik dacht dat ik niet dun genoeg was om een eetstoornis te hebben. Ik was heel onzeker en gepest en dat voedde alles. De bijbehorende depressie kwam er langzaamaan in sluipen. Ik vond het altijd leuk om uit te gaan, maar nu trok ik dat gewoon niet. Die drukte, al die mensen, ik kon het niet meer aan. Ik was veel vermoeider en trok het gewoon niet. Overal zat een grijze waas overheen.”
“Ik praatte er met niemand over. Zelf niet toen ik therapie kreeg. Ik schaamde me kapot. Ik dacht dat ze me niet zouden geloven of zouden veroordelen. Ik kan er nu steeds makkelijker over praten. Ik heb met mezelf afgesproken dat ik me niet meer voor mijn depressie schaam.”
“Mijn eerste langdurige geluksmoment was toen ik ging solliciteren. Ik ging banen zoeken, maar ik dacht echt: niemand gaat mij willen. Maar ik werd voor vier sollicitaties uitgenodigd en bij drie banen aangenomen. Dat was voor het eerst de realisatie dat het niet altijd is, zoals ik denk. Als je depressief bent zoek je bewijzen voor dat alles slecht gaat en slecht is. Nu probeerde ik bewijzen te zoeken voor mijn ongelijk. Dit was er eentje van.”
“Ik lag de hele dag op bed en deed vrijwel niets meer. Ik voelde ook niets. Alleen totale onverschilligheid. Ik ging laat uit bed, en dan niet zoals een normale puber. Ik had geen enkele ambitie en geen enkel plezier meer in dingen. Ik spijbelde veel, want ik zag het nut van school niet in. Ik had geen toekomstperspectief. Als ik al íets voelde, dan voelde ik me vreselijk. Of voelde ik me slecht, ómdat ik niets voelde.”
“Ook voelde ik me schuldig; schuldig als iemand me probeerde op te vrolijken, terwijl ik toch niks voelde. Als mensen in je omgeving benadrukken hoe mooi iets is en je ziet het niet, voel je je nog slechter. Dan voelde ik me anders en mislukt.”
“De dagen tijdens mijn depressie zijn één groot gat. Ik heb geen idee wat ik de hele dag deed. Alles gaat aan je voorbij. Ik wist het verschil tussen de ene en de andere dag niet meer. Als iemand zonder depressie opstaat denkt ‘ie: ik moet eruit, ik ga verder met het plan van dag. Ik had geen plan. Waarom zou ik uit bed komen? Waarom zou ik me aankleden? Waarom zou ik douchen? Voor niks had een reden.”
“Ik dacht soms zelf dat ik filosofisch was. Omdat filosofen ook met deze bestaansredenen bezig zijn. Ik snapte zelf niet dat ik depressief was, omdat ik niet wist wat dat was. Ik had ook geen referentie meer van wat normaal was, ik dacht dat het bij me hoorde. Dat ik bijzonder en begaafd was omdat ik begreep dat het leven geen zin had. Tegelijkertijd vond ik mezelf niets waard. Dat was een raar contrast.”
“Ik vond het moeilijkste om te horen van de psychiater tijdens mijn depressie was: je kan wel iets doen. Je denkt dat alles zinloos is, dus dat geloof je niet. Maar de belangrijkste stap was om te bedenken, dat ik invloed heb op mijn depressie. Ik kan ervoor kiezen om uit m’n bed te gaan. Dat duurt heel lang en je mag jezelf de tijd gunnen om het te doen. Maar uiteindelijk kan je het wel.”
“Nu kan ik makkelijker hulp vragen. Ik heb dat moeten leren. Uit een depressie komen moet je zelf doen, maar niet alleen. Er is niemand die het voor jou kan doen, maar je kan het echt écht niet alleen te doen.”
“Bij dingen die ik vroeger leuk vond om te doen, voelde ik niks meer. Mensen hebben altijd het idee dat je tijdens een depressie alleen maar verdrietig bent of down. Maar ik voelde gewoon helemaal niks meer. Daarom dacht ik zelf niet aan een depressie.”
“Ik vond het moeilijk om in te zien waarom mensen hun best deden om wat te maken van het leven. Ik kon nergens van genieten. Ik was niet bezig met leuke plannen maken, ik was niet bezig met de toekomst. Qua gevoel maakte het toch niet uit wat ik deed. Of ik nou in Disneyland zat of op de bank, het voelde toch precies hetzelfde.”
“Eerste paar seconden dat ik mijn ogen opendeed was alles oké. Daarna overviel me de gedachte: oh nee, weer een dag, wat moet ik nu weer. Wat voor doel heeft deze dag? Waarschijnlijk niks. Verder leek het voor de buitenwereld een normale dag. Ik had een standaard routine die ik afdraaide. Veel mensen zitten lang thuis met een depressie, maar ik niet. Ik wilde het verborgen houden voor iedereen, dus ik ging naar school.”
“Ik was ook bang voor therapie. Ik wist namelijk niet hoe ik over mijn gevoelens moest praten. Ik was bang dat er heel veel los zou komen aan emoties en dat ik niet zou weten hoe ik daarmee om moet gaan. Tijdens therapie begon ik voor het eerst met mezelf pijn doen. Dat klinkt tegenstrijdig, maar jezelf pijn doen betekent niet dat je dood wil. Het was voor mij op dat moment een manier om mijn emoties te reguleren. Ik deed mezelf pijn omdat dat afleidde van mijn emotionele pijn. Nu doe ik dat niet meer, in therapie leerde ik over mijn emoties praten en ermee te dealen.”
“Ik was constant verdrietig en moest heel veel huilen. Ik wilde niets meer en was heel angstig. Ik had de angst om iedereen kwijt te raken, mijn leven kwijt te raken, om nooit meer beter te worden. Ik was lusteloos en constant moe. Alles was zwart, donker, leeg, koud, nat en vies.”
“Het is zo belangrijk om iemand in vertrouwen te nemen. Aan mijn moeder heb ik zoveel gehad. Zij motiveerde me om naar therapie te gaan. En zij zei niet: het komt wel goed. Zij zei: het is gewoon kut, het leven is zwaar, maar dat betekent niet dat het altijd zo hoeft te zijn. Dat voelt anders dan ‘het komt wel goed’.”
“Heel veel mensen denken bij een depressie dat je dan gelijk dood wilt, maar dat is niet per se zo. Maar het maakte me gewoon allemaal niet meer uit. Ik wilde van alle druk ontsnappen, van alle stress. Dat uit zich bij mij in ontwijkingsgedrag; alles ontwijken wat een beetje moeite kost. Gordijnen dicht, in bed, Netflix kijken en niet denken aan alle moeilijke dingen.”
“In het begin zat ik in de ontkenningsfase. Er is niets aan de hand. Het gaat wel goed. Ik heb geen hulp nodig. Maar diep van binnen wist ik wel dat er iets was, maar ik had geen behoefte aan mensen. Het hoefde niet van mij, ik hoefde niet beter te worden. Gelukkig gaven de mensen om me heen mij een schop onder m’n kont, zodat ik wel naar een psycholoog ging.”
“Tijdens mijn eerste depressie heb ik heel erg een masker op gehouden. Ik bleef tegen iedereen leuk doen en dan kwam ik thuis en dan was ik helemaal kapot. Dat groothouden kost te veel energie.”
“Als ik buiten de deur kwam, dan was het een rit van A naar B. Ik was bang om met anderen in gesprek te gaan, omdat ik niet leuk genoeg was. Ik wilde dan eigenlijk heel hard wegrennen. Je ziet niet dat de zon schijnt, want je hebt je hoofd alleen maar naar beneden. Je ziet alleen de stoep. Eigenlijk gaat een persoon met een depressie onzichtbaar over straat. Niemand kan je aan zien dat er iets mis iets, maar van binnen is er van alles aan de hand.”
“De leukste tijd van je leven hoort dit te zijn, dat zegt iedereen. Zo heb ik mijn VMBO- en MBO-tijd helemaal niet ervaren. Natuurlijk heb ik lol gehad maar vanaf mijn zestiende ervaarde ik heel veel druk. Druk die ik mezelf oplegde, maar ook druk van de maatschappij. Er verwacht dat je na je MBO, HBO gaat doen en dan een baan hebt. Ik voelde druk om alles goed te doen, om te weten wat ik wil, druk om plezier te maken en de druk via social media komt daar nog eens bij.”