Wat moet je weten over het nieuwe pensioenstelsel?
24-07-2020
•
leestijd 6 minuten
•
1766 keer bekeken
•
De komende jaren gaat ons pensioenstelsel veranderen. Onlangs sloot het kabinet namelijk een nieuw pensioenakkoord over pensioen en AOW met werknemers- en werkgeversorganisaties. Hierin zijn een aantal afspraken gemaakt, waaronder dat mensen met een zwaar beroep de mogelijkheid krijgen om eerder te stoppen met werken. Wat het nieuwe pensioenstelsel voor jou betekent, zetten we voor je uiteen.
Na een jaar te hebben onderhandeld over het nieuwe pensioenakkoord, hebben vakbonden, werkgevers en het kabinet de laatste puntjes op de i gezet. Hieronder vind je de belangrijkste punten uit het nieuwe akkoord.
Minder snel stijgende AOW-leeftijd
De AOW-leeftijd blijft ook na de afspraken gekoppeld aan de levensverwachting, maar wel in mindere mate. De AOW-leeftijd zal niet één jaar stijgen per jaar dat we langer leven, maar slechts acht maanden. Dat betekent dat de AOW-leeftijd in 2020 en 2021 66 jaar en vier maanden blijft, in 2020 met drie maanden stijgt en vervolgen in 2024 uitkomt op 67 jaar. Vanaf 2025 stijgt de AOW-leeftijd daarna per jaar dat we langer leven met acht maanden.
Waar de rest van de concrete plannen in het pensioenakkoord nog worden aangepast in de Pensioenwet, is de wet voor het minder snel laten stijgen van de AOW-leeftijd al aangenomen. Deze geldt al sinds 1 januari 2020. De verwachting van Rijksoverheid is dat de rest van de nieuwe regels vanaf 1 januari 2022 ingaan.
Betere pensioenafspraken voor zware beroepen
Omdat voor enkele beroepen doorwerken tot de AOW-leeftijd te zwaar is, krijgen werkgevers en werknemers de komende vijf jaar nog de kans om afspraken te maken over het zogeheten ‘vervroegd pensioen’. Werkgevers en werknemers, en dus niet de overheid, bepalen om welke beroepen het precies gaat. Vervroegd pensioen mag maximaal drie jaar voor de AOW-leeftijd worden aangeboden door een werkgever. Met deze wijziging kunnen mensen met zware beroepen eerder met pensioen zonder boetes.
Verder kunnen mensen met zware beroepen zelf het laatste deel van hun werktijd inrichten. Er bestaan hiervoor meerdere mogelijkheden, zoals eerder of geleidelijk stoppen met werk, het pensioen eerder in laten gaan of een zogeheten ‘generatiepact’. Dit laatste is een vorm van arbeidsduurverkorting voor oudere werknemers.
Beter nabestaandenpensioen
De afgelopen tijd is er veel te doen geweest om het nabestaandenpensioen. Dit pensioen bestaat om bij overlijden de achterblijven de partner en/of kind(eren) financieel te helpen. Door allerlei regeltjes is het systeem achter het nabestaandenpensioen best ingewikkeld. Mensen weten vaak niet wat het betekent voor het nabestaandenpensioen als ze van baan wisselen of gaan scheiden. Daarnaast denken achterblijvende partners soms recht te hebben op het nabestaandenpensioen, maar zoals we in 2020 in Kassa al lieten zien, is dat niet altijd het geval.
Met de afspraken in het pensioenakkoord worden de regels over het nabestaandenpensioen weer simpeler gemaakt en wordt de positie voor nabestaanden financieel verbeterd. Wel blijven de pensioenregelingen gelden voor gehuwden of geregistreerde partners, voor ongehuwd samenwonenden geldt dit niet automatisch.
Zo is er in de toekomst nog maar één type partnerpensioen bij overlijden van de partner voor de pensioendatum. Dit partnerpensioen wordt verzekerd met een risicoverzekering. Er mag maximaal een bedrag van 50 procent van het salaris worden verzekerd voor partnerpensioen. Daarnaast is het partnerpensioen straks niet meer afhankelijk van het aantal gewerkte jaren. Het maakt dus niet uit hoelang iemand al pensioen opbouwt, er wordt altijd maximaal 50 procent van het salaris verzekerd.
Bij het partnerpensioen bij overlijden na de pensioendatum stopt op het moment van overlijden van de partner het ouderdomspensioen en gaat het nabestaandenpensioen in. Verder verandert er in het partnerpensioen na de pensioendatum niets.
Rendement en eigen inleg bepalen hoogte pensioen
In het pensioenakkoord staat onder andere dat het pensioenstelsel transparanter en persoonlijker moet worden. In het huidige pensioenstelsel wordt elke deelnemer een gegarandeerd pensioen beloofd. Dit komt meestal neer op een pensioenuitkering van 70 procent van het gemiddeld verdiende loon. Voor mensen die al met pensioen zijn, verandert er met het nieuwe stelsel niets; zij zullen hun gegarandeerde pensioen behouden. Iedereen die nu nog binnen een sector werkt, betaalt dezelfde premie en bouwt hetzelfde pensioen op.
Met name door de lage rekenrente kan deze belofte niet meer worden waargemaakt. Met deze rente bepalen pensioenfondsen hoeveel geld ze in kas moeten hebben om alle pensioenen uit te keren. Aan deze rekenrente komt nu een einde, omdat veel pensioenfondsen een te lage dekkingsgraad hebben. Pensioenfondsen hebben te weinig geld in kas om de pensioenen te kunnen blijven uitkeren bij een rendement gelijk aan de huidige rekenrente van 0,3 procent. Het pensioen kan bij een actueel rendement van 1 procent voor 100 procent uitgekeerd worden en bij 7 procent rendement voor ruim 300 procent. Pensioenfondsen hebben dus nu aan 1 procent rendement voldoende om pensioenen nominaal uit te kunnen keren.
In het nieuwe stelsel verdwijnt de belofte van een gegarandeerd pensioen, maar blijven werknemers en werkgevers samen geld opzijzetten voor pensioen. Fondsen mogen rekenen met een verwacht rendement. Hierdoor worden pensioenkortingen kleiner en is de kans op indexatie groter. Verder spaart iedereen zijn eigen pensioenvermogen bij elkaar, door middel van de eigen premie en de daarop behaalde rendementen. Dat betekent dat werknemers dezelfde premie blijven betalen en dat premiegeld naar het persoonlijke aandeel in het pensioenvermogen gaat. Je kan zelf dan zien hoeveel er voor jou gespaard is, waardoor je een zekere mate van zekerheid hebt.
Collectieve pot met eigen aandeel
Het geld zit in het nieuwe stelsel in een collectieve pot, maar elke deelnemer krijgt een overzicht van hoeveel geld er voor hem of haar is. Van de pot is een klein deel een reserve voor als het straks tegenzit. De rest van de pot - ook wel gezamenlijke pensioengeld - wordt door fondsen belegd. Werknemers kunnen dus niet meer individueel een beleggingsbeleid kiezen. Door te beleggen vanuit een collectieve pot kunnen namelijk hogere beleggingswinsten behaald worden dan met kleine individuele potjes.
Wanneer het goed gaat met de economie, groeit hierdoor het verwachte pensioen. Op basis van het rendement wordt bepaald hoe hoog de pensioenpremie moet worden om ervoor te zorgen dat de collectieve pot voldoende gevuld is op de pensioendatum. Het is namelijk de bedoeling dat jou een voorwaardelijk koopkrachtig pensioen kan worden aangeboden. Wanneer een deelnemer hogere pensioenrendementen behaald, bouwt hij of zij een grotere ‘pot geld’ op en dus een hoger pensioen.
Bonden en werkgevers kunnen besluiten de pensioenpremie te verlagen. Hiermee besparen zij - en ook jij - geld, want er wordt minder pensioenpremie afgedragen. Wanneer hiermee niet het beoogde rendement wordt bereikt, wordt de pot kleiner. Dan kan er alsnog worden besloten de premie weer te verhogen.
Pensioen beweegt mee met economie
Door deze wijziging hoeven pensioenfondsen niet meer enorme buffers op te bouwen voor ze pensioenen mogen verhogen, zoals dat nu het geval is, maar kunnen ze pensioenen sneller uitdelen als het goed gaat met de beleggingen en hun vermogen groeit. Hierdoor kunnen pensioenen ook sneller worden verhoogd (en verlaagd als rendementen tegenvallen). Dit betekent dat het pensioen iets beweeglijker wordt en dus ook lager kan worden als het slecht gaat met de economie. Wel wordt deze beweeglijkheid kleiner naarmate je dichterbij je pensioen komt.
Er zijn enkele groepen voor wie deze wijziging niet goed uitkomt, bijvoorbeeld voor mensen halverwege hun loopbaan. Deze mensen krijgen ofwel een compensatie, stelt Rijksoverheid, of er zullen voor hen andere afspraken komen.
Extra keuzerecht bij pensioen
Mensen die pensioen opbouwen, krijgen een extra keuzemogelijkheid. Het wordt een wettelijk recht dat mensen eenmalig een bedrag in één keer kunnen laten uitbetalen. Wat houdt dat precies in? Pensioenaanbieders dienen pensioenopbouwers de mogelijkheid aan te bieden om eenmalig een bedrag op te nemen vanaf 1 januari 2022. Hiermee wordt de resterende levenslange pensioenuitkering wel wat lager.
Om ervoor te zorgen dat je genoeg pensioen overhoudt, is de hoogte van het uit te keren bedrag maximaal 10 procent van het ouderdomspensioen. Daarnaast moet na de opname de resterende levenslange uitkering boven de afkoopgrens van kleine pensioenen liggen. Deze is in 2020 vastgesteld op € 497,27 bruto per jaar. Verder kan het bedrag alleen worden opgenomen ná de pensioendatum en is het niet mogelijk om te stapelen met hoog-laagpensioen*.
*Bij het hoog-laagpensioen krijgen mensen in de eerste periode een hoger pensioen uitbetaald en daarna een lager pensioen.
Verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandig ondernemers
Door het nieuwe pensioenakkoord en de opgestelde regels zijn zelfstandigen straks verplicht verzekerd tegen arbeidsongeschiktheid. Aan sociale partners heeft het kabinet gevraagd om deze zomer met een voorstel te komen voor de verzekeringsplicht. Hierdoor zijn straks alle zelfstandigen beschermd tegen de gevolgen van arbeidsongeschiktheid.
Bron: AD, AOb, De Nederlandsche Bank, FD, NRC, Rijksoverheid, RTL Nieuws