Het is de nachtmerrie voor iedere autorijder om met je wagen in het water te belanden. Het gebeurt in Nederland zo’n 800 keer per jaar. Ieder jaar vallen er ongeveer 50 doden te betreuren omdat het de bestuurders niet lukt om op tijd uit de auto komen. Paniek heeft daar waarschijnlijk een groot aandeel in.
Overal in het land zijn er cursussen te volgen over wat je moet doen als je in het water terechtkomt. De regel is om zo snel mogelijk, als het kan, via de deur de auto te verlaten. Vaak is er nog tijd genoeg om eruit te komen, maar wat als de carrosserie beschadigd is en de deur en ramen niet meer opengaan? Dan is een veiligheidshamer onontbeerlijk.
Veiligheidshamer zijn te onderscheiden in twee soorten. De ene soort is wat meer klassiek: je slaat als met een hamer de ruit stuk. De hamers hebben een scherpe punt, en met een flinke klap gaat de hele ruit kapot. Belangrijk is de plek waar je de ruit kapotslaat. Dat is niet in het midden, maar juist in de hoekjes van de ruit. Daar is de starheid het hoogst en zal de ruit het snelst sneuvelen.
Het tweede systeem werkt met een springveer en een keramische punt. Je plaatst de hamer tegen de ruit, en door middel van de springveer slaat de keramische punt de ruit stuk. Voordeel van de laatste versie is dat je niet hard hoeft te slaan, wat zeker in het water flink lastig kan zijn.
Veiligheidshamers met een springveer zijn er in allerlei groottes. Kleiner is natuurlijk handzaam, en mits goed geplaatst werkt de hamer prima. Maar de opbergplek kan een probleem zijn, als je in paniek de hamer probeert te vinden.
Het is belangrijk om een altijd bereikbare plek voor de veiligheidshamer te kiezen, zodat je in geval van nood de hamer weet te vinden, én er ook bij kunt. Het handschoenenvakje, of achter in de auto is dus geen goede optie.
Maar, nog beter is om voorzichtig te rijden en te hopen dat je de veiligheidshamer nooit ‘in het echt’ hoeft te gebruiken.
Meld je snel en gratis aan voor de Kassa nieuwsbrief!